Jochem Kootstra

Activity

  • 47
    Updates
  • 5
    Thumbs up
  • 3
    Comments
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Hoe krijgen we servicemonteurs slim en schoon de stad in?

Susanne Balm, projectleider van Gas op elektrisch, publiceert onderzoeksresultaten over de inzet van zero-emissievervoer voor servicelogistiek en de gevolgen ervan voor servicebedrijven, aanbieders van mobiliteitsdiensten én de monteurs.

Een defecte lift in een seniorenflat, of een kapotte verwarming op een koude decemberdag op kantoor. Servicemonteurs zijn essentieel om dit soort problemen op te lossen. En dat zo snel mogelijk. Maar wat als de monteur straks de vrachtfiets op gaat of de elektrische auto moet laden? Steeds meer steden streven naar uitstootvrije stadslogistiek in 2025. De eindpublicatie van het onderzoeksproject Gas op elektrisch van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) biedt oplossingen met een mix van voertuigen, nieuwe logistieke concepten en efficiënt reisgedrag. ‘Simpelweg de vertrouwde dieselbus vervangen door een elektrische is niet het goede antwoord.’

Vrachtfiets

Lees hier de eindpublicatie met onderzoeksresultaten!

We zien pakketjes en boodschappen aan huis bezorgd worden met een elektrische vrachtfiets, maar servicemonteurs rijden nog veelal in hun oude, vervuilende dieselbusje. En dat terwijl een kwart van de bestelauto’s in Nederland voor installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden is.

Niet zo gek, zegt Susanne Balm, projectleider van Gas op elektrisch. ‘Servicemonteurs hebben een veel groter werkgebied dan de stad alleen. Door een groot tekort aan monteurs kunnen ze soms wel 500 kilometer op een dag rijden, van Amsterdam naar Groningen met tussenstops. Daarnaast hebben zij te maken met wisselende en onvoorspelbare werkzaamheden; de ene dag één lange installatieklus, de andere dag tien geplande onderhoudsbeurten of een noodoproep voor het repareren van beademingsapparatuur. Ze moeten de juiste expertise en gereedschappen op locatie hebben.’

Verbeter afspraken met de klant

Maar de transitie naar zero-emissieservicelogistiek begint niet bij het voertuig, wil Balm benadrukken. ‘Dat is een afgeleide van de hele organisatie in de keten.’ Het rapport van Gas op elektrisch biedt daarom conclusies die tot stand zijn gekomen in samenwerking met servicebedrijven, aanbieders van mobiliteitsdiensten en monteurs.

Ten eerste kan de onvoorspelbaarheid aangepakt worden door betere afspraken te maken met klanten, zegt Balm. ‘Dat begint bij een duidelijk overzicht van diverse locaties: waar zitten je klanten, waar wonen de monteurs, waar bevinden zich logistieke hubgebieden. Maar ook: hoe snel moet een storing opgelost worden? Moet dat überhaupt snel? Wanneer we klussen beter kunnen inplannen, kan de organisatie ook beter inschatten wanneer en waar elektrisch vervoer (EV) mogelijk is en de reistijd verlagen.’

Soortgelijke strategische en tactische keuzes gelden ook voor de voorraad. Dat betreft onder andere de benodigde EV’s per monteur, de hoeveelheid slimme laadpalen op een wagenpark en de apparatuur in de bestelbus. ‘Monteurs zijn vaak hamsteraars: veel gereedschap en onderdelen in de bus, niet altijd efficiënt geordend. Kunnen ze iets niet vinden? Dan bestellen ze het onderdeel opnieuw. Een oplossing kan zijn de materialen door logistiek dienstverleners te laten bevoorraden bij de klant. Dit zorgt ervoor dat je niet een volgeladen bus nodig hebt. Zoveel minder dat je misschien wel de vrachtfiets kan pakken voor korte afstanden. Of langere afstanden kan afleggen met een EV, vanwege het lagere gewicht van het voertuig (hogere actieradius).’

Krijg de monteur mee

De servicemonteur moet alleen wel op een vrachtfiets of in een EV willen stappen. Netbeheerders en brancheorganisaties in de sector waarschuwen al jaren dat er te weinig ‘technisch personeel van morgen’ is dat de energietransitie ten goede komt. ‘Gericht monteurs werven die er al voor open staan de vrachtfiets of het EV te gebruiken is noodzakelijk. Net als werving in de buurt van klanten en hublocaties.’

Maar hoe zit het met de monteurs die al jarenlang in hun vertrouwde bestelbus rijden? ‘Die moet je betrekken in het proces. Laat ze meedenken over de keuze van het voertuig, de inrichting, de laadmogelijkheden, de ontwikkeling van logistieke hubs en de voorraadstrategie. Zo konden monteurs van Feenstra de vrachtfietsen van Dockr eerst uittesten en feedback geven. En zijn ze in gesprek gegaan over wat voor kleding er nodig is op de vrachtfiets om het reiscomfort te vergroten als het regent of erg warm is. In het proces kwamen we er ook achter dat monteurs graag in hun bestelbus lunchen. Dus wat doe je als je met de fiets moet? Feenstra introduceerde een horeacobon bij een zaakje in het werkgebied van de monteurs.’

‘Samen omdenken' credo van het onderzoek

‘Het is belangrijk om de ervaringen van de monteurs te blijven volgen. De eerste vijf monteurs willen wel, maar zorg ervoor dat de hele ploeg enthousiast mee gaat doen. Dan is het van belang dat feedback en bottom-up-plannen op de werkvloer zichtbaar worden. Zij hebben mooie ideeën over de energietransitie die nog te weinig de directie en haar duurzaamheidsplannen bereiken.’

‘‘Samen omdenken' is het credo geworden binnen het onderzoek. Zowel binnen een servicebedrijf als tussen de organisaties van de keten. Er zijn veel aanbieders met duurzame oplossingen, maar die werken gefragmenteerd.’

‘Daar ligt een rol weggelegd voor de gemeente: zichtbaar maken van oplossingen en hublocaties in de stad, faciliteren van ruimte en experimenten. Én zij moet zelf ook het goede voorbeeld gaan geven door te vragen naar zero-emissievervoer. In hun onderhoudscontract wordt met name gerept over onderhoud en verduurzaming van hun gebouwen, het is tijd dat de logistiek eromheen nu ook meer prio krijgt!’

De Week van duurzame servicelogistiek bij Urban Tech

Tijdens de Week van duurzame servicelogistiek van 15 t/m 19 maart kom je meer te weten over het tweejarig onderzoek Gas op elektrisch van Centre of Expertise Urban Technology. Van eindpublicatie tot webinar en verdiepende artikelen, de hele week staat in teken van uitstootvrij vervoer voor de servicelogistiek.

Jochem Kootstra's picture #Mobility
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Eerste DC-laadpaal actief voor snel laden van elektrische auto's

De HvA test met partners Ecotap en Time Shift Storage het effectiever laden van meederde auto's tegelijkertijd met gelijkstroom

De eerste laadpaal aangesloten op een DC-net is een feit. Daarmee wordt ingespeeld op de groeiende behoefte aan snellere laadoplossingen voor elektrische voertuigen op meerdere plaatsen. Een DC-net transporteert elektriciteit namelijk via gelijkstroom in plaats van wisselstroom, wat zorgt voor betere regelbaarheid en schaalbaarheid naar meerdere laadsessies tegelijkertijd. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) test samen met partners Ecotap en Time Shift Storage de effectiviteit van laden met een DC-net in de stad. ‘Wanneer het werkt zoals wij verwachten, mogen we spreken van een doorbraak.’

DC-laadpaal

Het laden van een elektrische auto op een DC-net is uniek, vertelt onderzoeker Willem Knol van de HvA en Over Morgen, een adviesbureau dat werkt aan een duurzame leefwereld. ‘Nu wordt dat nog via AC, wisselstroom, gedaan. Gemiddeld gesproken zit er één laadpaal op één AC-aansluitpunt van een netbeheerder. Heb je het over een AC-Laadplein, met meerdere laadpalen, dan zijn dat meer aansluitingen. Wanneer er echter verscheidene auto’s tegelijkertijd laden, zakt de spanning en stroomtoevoer terug. Daardoor gaat de effectiviteit om meerdere auto’s tegelijk te laden verloren.’

Dit DC-Laadplein krijgt zijn stroom geleverd via een batterijopslagsysteem dat vervolgens weer is aangesloten op een AC-aansluitpunt. Met de gelijkstroom van het DC-net is er minder transportverlies van elektriciteit. Dat wordt nu in de stad op de proef gesteld binnen het HvA-project DC-Laadplein.

In samenwerking testen

De test wordt uitgevoerd in samenwerking met Time Shift Energy Storage en Ecotap. Time Shift levert het net, de accu en de omvormer van AC naar DC. Ecotap heeft een DC-laadpaal ontwikkeld die ook DC gevoed kan worden. Samen zorgen ze dat het net werkt en alle componenten met elkaar communiceren.

Vooralsnog krijgt één elektrische auto de glansrol in het experiment, maar het staat op de planning om op te schalen naar drie auto's. ‘Op het moment dat we de auto’s veilig en snel DC kunnen laden middels de DC-voeding, mogen we spreken van een succes en doorbraak’, vertelt Bjorn Brands van Ecotap. ‘Dit is nog niet eerder gepresenteerd in de setting waarin wij werken.’

Nieuwe businessmodellen voor DC-net

De HvA werkt aan nieuwe businessmodellen op het gebied van DC-transport en DC-laden. ‘Je zou ook zonnepanelen aan het DC-net kunnen verbinden’, vertelt Knol. ‘Zonnepanelen leveren ook DC-stroom.’ Ecotap onderzoekt of laden met een DC-voeding te vercommercialiseren is bij haar partners. Brands: ‘Uit de test moet blijken of een DC-laadpaal ook praktisch aangeboden kan worden, zodat meer praktijken gebruik kunnen maken van de voordelen van DC-laden.’

Transitiethema Energy Transition

Het project DC-Laadplein is onderdeel van transitiethema Energy Transition. Het onderzoek binnen het thema draagt met technische en organisatorische oplossingen bij aan de energietransitie. Van slim laden tot duurzame opwekking van energie, databeheer en het opleiden van de ‘21st century engineer’. Onderzoek betreft het ontwerpen van technische interventies, met oog op maatschappelijke en economische ontwikkelingen en impact. Het is één van de vier onderzoeksthema’s van Centre of Expertise Urban Technology.

LinkedIn, Twitter & Facebook

Jochem Kootstra's picture #Mobility
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Amsterdamse daken kleuren groen

Daktuinen en een waterberging op gebouwen: HvA-project RESILIO creëert ‘slimme groenblauwe daken’ voor klimaat- en toekomstbestendige steden.

Wanneer je na tientallen trappen het hoogste punt van het Benno Premselahuis van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) betreedt, word je beloond: een daktuin met diverse planten en bloemen, grindpaden en een bankje om van de omgeving te genieten. Het is een voorbeeld van project RESILIO, dat 10.000 m2 aan Amsterdamse daken van hete zwarte vlaktes gaat veranderen in koele plantsoenen vol biodiversiteit. Én slimme technologieën. Want de zogeheten ‘slimme groenblauwe daken’ dienen niet alleen als stadsnatuur, ze bieden technische oplossingen om onze steden klimaat- en toekomstbestendig te maken.

Groenblauwe daken

Het regent steeds vaker en harder, terwijl het ook heter wordt. Met als gevolg: regelmatig natte sokken en vaker hittestress. De slimme groenblauwe daken van RESILIO bieden een uitweg. Onder de laag van planten op het dak wordt extra regenwater opgevangen. Dit water wordt door een slimme klep, de stuw, vastgehouden of geloosd op basis van de weersvoorspellingen. Door het opvangen van het water kunnen de daken dus ook langer vocht verdampen tijdens hitte en droogte, waardoor het koeler blijft binnenshuis en in de buurt. En net zo belangrijk: de daken geven ruimte aan nieuwe natuur. Dat is goed voor de biodiversiteit in de stad. De bijen hebben het groen op het Benno Premselahuis van de HvA al gevonden.

HET DAK OP TEGEN HITTESTRESS

De eerste resultaten zijn veelbelovend. ‘Traditionele zwarte daken worden in de zomer al snel 50-60 graden. Het blauwgroene dak op het Benno Premselahuis warmt op tot ongeveer 30 graden.’ Aldus Anna Solcerova, onderzoeker van Centre of Expertise Urban Technology. Zij test sinds afgelopen zomer het verschil van de effecten op hittestress en leefbaarheid tussen de traditionele en blauwgroene daken.

Het verschil van 30 graden op het dak heeft direct positief effect binnenshuis, maar één blauwgroen dak maakt de buurt niet meteen hittebestendig. ‘Ik woon zelf in het grootste stedelijke hitte-eiland Den Haag, waar wijken dichtgebouwd staan met zwarte daken’, zegt Solcerova. ‘Het is daardoor zomers extra heet! Wanneer een hele wijk groen kleurt, ga je echt positief effect merken.’

SLIMME GROENBLAUWE DAKEN IN VIJF AMSTERDAMSE BUURTEN

Daarom is opschaling essentieel. Na het HvA-dak zijn de eerste blauwgroene daken op corporatiewoningen in Oosterparkbuurt en Kattenburg gelegd. En binnenkort volgen de daken in drie andere Amsterdamse buurten: Indische Buurt, Slotermeer en Rivierenbuurt. ‘Zo kunnen we de effecten op hittestress in een hele wijk meten en verschillende dakconstructies testen. In de Oosterparkbuurt doe ik nu metingen op een complex waarvan we de helft groenblauw hebben gemaakt en de andere helft zwart is gebleven. Zo kunnen we direct conclusies verbinden aan het verschil in temperatuur op één dak dat te maken heeft met dezelfde (weers)omstandigheden. En terwijl het ene dak traditioneel zwart is, hebben andere buurten daken met grijze, korrelige steentjes. Die diversiteit aan type daken geeft ons een completer beeld voor analyses.’

WATER GELEIDELIJK LOZEN IN DE STAD

Naast het meten van hittestress door de HvA, analyseert de Vrije Universiteit  (VU) het waterbeheer op dezelfde daken. De proeftuin op het HvA-dak kan liefst 30.000 liter regenwater vasthouden. Belangrijk is om te weten wanneer precies het vastgehouden water in de stad te lozen. ‘Je wilt dat doen wanneer er geen regenbuien worden verwacht, maar dat is in Nederland vaak moeilijk te voorspellen’, verklaart Solcerova. ‘Daarnaast wil je geen water verliezen dat nodig is om de planten op het dak levend te houden. Zij analyseren onder andere de werking van de stuw.’

De wethouder van Amsterdam, Laurens Ivens, omarmt de vergroening van de daken in zijn stad: ‘Deze manier is heel erg goed om te voorkomen dat een gebouw heel erg warm wordt in de zomer, maar het voorkomt ook dat al het water in een keer op het riool komt, wanneer er heel veel neerslag valt.’ Ook de bewoners van de vijf Amsterdamse buurten verwelkomen de nieuwe daken: ‘Zo wordt het koeler in de zomer, en lekker warm in de winter!’ (Een item op NOS  vertelt je er meer over)

INTERNATIONALE SAMENWERKING

Naast de metingen over de effecten van de daken op het klimaat, leefbaarheid en gezondheid, onderzoekt RESILIO ook of de effecten opwegen tegen de kosten. De bevindingen bepalen hoe verder te gaan met deze innovatie. De opgedane kennis en ervaring worden met andere Europese steden gedeeld. Zo kan de techniek en het proces ook over de grens toegepast worden. Volg de ontwikkelingen op de website van RESILIO .

RESILIO staat voor Resilience Network of Smart Innovative Climate-Adaptive Rooftop. Het is een samenwerking tussen de gemeente Amsterdam, Waternet, MetroPolder Company, Rooftop Revolution, Hogeschool van Amsterdam (HvA), Vrije Universiteit Amsterdam (VU), Stadgenoot, de Alliantie en De Key. Het project wordt mede gefinancierd uit het ERDF fonds van de Europese Unie via het Urban Innovative Actions programma.

Meer informatie

Artikel groene daken
Projectpagina RESILIO
Centre of Expertise Urban Technology
Transitiethema Designing Future Cities
Twitter, LinkedIn en Facebook

Jochem Kootstra's picture #Citizens&Living
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

HvA kroont onderzoek naar slim laden van elektrische auto's

Onderzoek van SEEV4-City staat voor slimme laadtechnologieën voor elektrische voertuigen die hernieuwbare energiebronnen integreren. Daarmee willen de onderzoekers internationale steden inspireren.

Het onderzoek SEEV4-City (Smart, Clean Energy and Electric Vehicles for the City) van de Faculteit Techniek en Centre of Expertise Urban Technology is de grote winnaar van het ‘HvA Onderzoek van het Jaar’ 2021. Het onderzoek naar slimme laadtechnologieën voor elektrische voertuigen won zowel de jury- als de publieksprijs. Juryvoorzitter Geleyn Meijer roemde de onderzoekers om de aandacht die zij in hun onderzoek tonen voor zowel de stad als het onderwijs van de hogeschool.

‘Het winnen van de prijs is een mooie erkenning van actieonderzoek waarin de HvA heeft geholpen om de volgende stap te zetten in de transitie van Amsterdam richting elektrisch rijden, slimmer gebruik van laadinfrastructuur en integratie van groene energie’, vertelt hoofddocent Urban Analytics Pieter Bons en betrokken bij het vijfjarige internationale onderzoek SEEV4-City.

SEEV4-CITY

Elektrische auto’s staan vaak ’s avonds aan de laadpaal. Dit zorgt voor ‘spitsuur’ op het elektriciteitsnet. Tegelijkertijd wordt veel zonne-energie die overdag wordt opgewekt nooit gebruikt. Dit kan anders. Batterijen van elektrische auto’s kunnen worden ingezet voor de opslag van duurzame energie. Een slimme laadpaal zorgt er vervolgens voor dat niet alleen de auto’s, maar ook bedrijven en huishoudens de duurzame energie op een later moment kunnen gebruiken. Resultaat: CO2-reductie, kostenbesparing, toename van energie-autonomie en een stabieler elektriciteitsnet. SEEV4-City onderzocht hoe dit op grotere schaal kan worden toegepast middels zes pilots in vijf Europese steden: Amsterdam (NL, 2x), Kortrijk (BE), Leicester (UK), Loughborough (UK) en Oslo (NO).

FLEXPOWER-PILOT VOOR SLIM LADEN

Hoe werkt dat in de praktijk? Bons: ‘Zelf heb ik aan de Flexpower-pilot  gewerkt in Amsterdam. Hier werd voor 400 publieke laadpalen een tijdsafhankelijke laadsnelheid geïntroduceerd (Smart Charging-technologie). Met een Flexpowerpaal krijg je sneller energie als het rustig is op het energienet (’s nachts) of als er veel aanbod is van lokale groene energie (op een zonnige dag). Tijdens de avonduren (18:00-21:00) is er een piek in de energievraag van huishoudens en werd de laadsnelheid juist verlaagd om de belasting op het elektriciteitsnet te verminderen. Zo zorg je voor een goede spreiding van de energievraag over de dag. Simulatiemodellen gevoed door real-world data maakten het mogelijk om de impact van dit soort nieuwe laadprofielen direct te evalueren. Hier zit toekomst in, binnenkort begint gemeente Amsterdam alweer de kick-off van Flexpower 3!’

SUPERBATTERIJ IN JOHAN CRUIJFF ARENA

De tweede pilot in Amsterdam vond plaats in de Johan Cruijff ArenA . Hier werd met een superbatterij van drie megawatt geëxperimenteerd, die bestaat uit 148 tweedehands accu's afkomstig uit elektrische auto's. Onderzoeker Jos Warmerdam: ‘Slimme Vehicle2Grid (V2G)-technologie gekoppeld aan de batterij regelt, wanneer nodig en na toestemming van de eigenaar, dat de juiste hoeveelheid energie uit geparkeerde auto's aan het stadion wordt geleverd. Dat gebeurt in combinatie met de 7200 vierkante meter zonnepanelen op het dak van de Johan Cruijff ArenA. De duurzame energie dient als extra opslag en back-up voor het stadion, zodat bij stroomstoringen voetbalwedstrijden en popconcerten altijd kunnen doorgaan. De batterij vervangt daarmee twee vervuilende dieselgeneratoren. En door efficiënter energiegebruik zijn de elektriciteitskosten van het stadion lager.’

Het experiment kan een rol gaan spelen op publieke laadpalen, volgens Bons. ‘Een collectief wagenpark van elektrische voertuigen dat een mega batterij vormt voor de stad? Dat zou goed kunnen functioneren als buffer om het complexe systeem van vraag en aanbod, pieken en dalen op het elektriciteitsnet onder controle te houden, van elektrische auto’s tot omliggende huishoudens en bedrijven.'

INTERNATIONALE SAMENWERKING VOOR INSPIRATIE

Vanwege de internationale samenwerking had SEEV4-City vijf jaar lang een educatief en inspirerend karakter. 'Steeds meer steden in Europa werken aan duurzame mobiliteit en de technische mogelijkheden voor slimme laadinfrastructuur', vertelt projectleider Mark van Wees. ‘Kijken we naar de internationale pilots, dan zien we steden met uiteenlopende situaties, niveaus en regelgevingen. Juist door die diversiteit in context kon een breder spectrum aan innovaties worden onderzocht.'

‘Kennis over de pilots werd open tussen de steden gedeeld', vertelt Renée Heller, lector Energie en Innovatie en betrokken bij het onderzoek sinds de opstart. 'Niet alleen over technische innovaties, ook over methodiek, handel op de elektriciteitsmarkt en beleid. Dat werd gedaan door middel van workshops, webinars, publicaties. Bovendien konden we zo een completer pakket informatie doorvoeren in ons onderwijs. We hebben minors, onderwijs- en transitiemodules ontwikkeld, zodat studenten actief mee konden doen middels data-analyses en experimenten met nieuwe businessmodellen.’

'Het is voor onderzoekers inspirerend en motiverend om samen te werken met collega-onderzoekers die met ons de mondiale doelstellingen en persoonlijke ambities delen', stellen Van Wees en Warmerdam. 'We staan nog maar aan het begin van elektrisch vervoer, en daarmee het opladen van elektrische voertuigen in Nederland. Dus de kennis en ervaring die bij deze pilots zijn opgedaan, gaan in de toekomst nog veel toegepast worden!'

INTERNATIONALE PARTNERS VAN SEEV4-CITY

SEEV4-City is een Europees project en een samenwerking tussen de Hogeschool van Amsterdam, de Gemeente Amsterdam, Johan Cruijff ArenA, Katholieke Universiteit Leuven, Avere, Polis, Cenex, stichting Cenex Nederland, Leicester City Council, University of Northumbria University, Amsterdam Energy ArenA en Oslo Kommune. Het project is gefinancierd door het Interreg North Sea Region Programme 2014 - 2020 .

HVA-ONDERZOEKERS VAN SEEV4-CITY

Renée Heller, Mark van Wees, Jos Warmerdam, Pieter Bons, Robert van den Hoed, Aymeric Buatois, Britt Broekhaus, Pieter Lommers, Bronia Jablonska, Hugo Niesing, Ramesh Prateek, Janna Boonstra, Gieta Inderdjiet.

Meer informatie

Website SEEV4-City
Centre of Expertise Urban Technology
Lectoraat Energie en innovatie
Twitter, LinkedIn & Facebook

Jochem Kootstra's picture #Energy
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Robot maakt Johan Cruijff ArenA-balie van resthout

Studenten en onderzoekers van de HvA Robot Studio ontwikkelden voor Johan Cruijff ArenA een circulaire ontvangstbalie

'Binnenkort gaan we robots vragen om objecten te produceren uit resthout volgens onze ontwerpkeuzes', verklaart Marta Malé-Alemany, leider van de Robot Studio en hoofddocent Digitale productie aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Samen met haar multidisciplinaire team (van architecten tot ingenieurs en tech-experts) en projectpartners onderzoekt de Digital Production Research Group (DPRG) hoe robots afvalhout kunnen verwerken tot nieuwe objecten. Het resultaat is een ontvangstbalie voor de Johan Cruijff ArenA. 'De eerste stap naar grootschalige en geautomatiseerde verwerking van resthout is gezet. ‘Deze aanpak biedt kansen voor de circulaire economie’, aldus Marta Malé-Alemany.

Circulaire balie
Fotocredits: Sander Heezen

Resthout is een complexe materiaalstroom, omdat het een gevarieerde verzameling overgebleven stukken hout is; grote, kleine, lichte, donkere en heel verschillende vezelpatronen. Bestaande technieken zijn niet geschikt om dit materiaal te bewerken, vanwege het ontbreken van standaardeigenschappen. Het komt dus neer op handmatig werk dat altijd (te) duur is. Gevolg: het materiaal belandt als afval in de open haard. 'Jammer, want het is nog steeds waardevol hout', zegt Malé-Alemany.

‘CONVERSATION-PIECE’

Alle reden voor de DPRG om bij de Robot Studio onderzoek te doen naar de verwerking van resthout door middel van computationeel ontwerp en robotproductie. Het eerste experiment was een loungestoel, gemaakt van hout verzameld bij afvalscheidingsstations. Een ‘conversation-piece' noemt Malé-Alemany het. 'Je hebt showcases zoals deze nodig om belanghebbenden te inspireren en het onderzoek verder te brengen.' Dat werd duidelijk toen Frank de Leeuw, coördinator duurzaamheid van de Johan Cruijff ArenA , de HvA bezocht: 'In de Robot Studio rook je bij binnenkomst gelijk de fijne geur van het resterend hardhout. We vonden het zo zonde om dit mooie materiaal te verbranden. De loungestoel liet ons de mogelijkheden zien van digitale productie om dit soort hout een nieuwe bestemming te geven. Voor ons: een circulair interieur in het stadion.'

ONTVANGSTBALIE IN DE SKYCLUB EN HOUSE OF LEGENDS

De Leeuw en zijn vaste leveranciers (ontwerpers en aannemers) besloten samen met de DPRG om een circulaire ontvangstbalie te creëren voor de nieuwe Level 6 Skyclub en House of Legends in het stadion. Antoine Pruyn, teamleider bij Heineken Interior Design: 'We ontwerpen op papier en wilden meer weten over deze technologie. We begrijpen de waarde van het materiaal en willen hergebruik bij onze klanten stimuleren.'

Voor interieurbouwer Nijboer  was het een mooie kans om tegen een betaalbare prijs met high-end hardhout te gaan werken. Houthandel Amsterdamsche Fijnhout  leverde het materiaal voor de balie; overgebleven stukken niet-verontreinigd hout van hoge kwaliteit, die overblijven na het zagen van grotere planken. Het zijn restanten hout die normaal als afval worden gezien en in de open haard verdwijnen. De DPRG ontwierp de balie samen met Lizzy Kroese, HvA-afstudeerder Product Design.


Fotocredits: Sander Heezen

ROBOTS AAN HET WERK

De opdracht was voor de HvA een uitgelezen kans om haar onderzoek naar digitale productie voort te zetten. 'De technologieën die we hebben geïntegreerd en ontwikkeld om de balie te produceren, zijn essentieel om grootschalige en geautomatiseerde verwerking van resthout mogelijk te maken', zegt Malé-Alemany trots. 'Het innovatieve aan onze aanpak is dat we technologieën zoals 3D-scannen en CNC (computergestuurd) frezen integreren in een continue workflow, met behulp van onze robots. Terwijl CNC-frezen vooral wordt gebruikt om vlakke oppervlakken te bewerken, kunnen robots deze techniek toepassen op objecten om elke gewenste vorm te creëren.'

MATERIAAL ALS UITGANGSPUNT

Malé-Alemany: 'Afvalmateriaal leidt hier een nieuw ontwerpproces. Vaak wordt eerst het ontwerp gemaakt en daarna pas gekeken naar het materiaal. In dit proces begint de robot met het 3D-scannen van de eigenschappen van het beschikbare resthout, zoals maat, vorm, kleur. De gegevens worden opgeslagen in een database en geïmporteerd in het 3D-ontwerp, dat zich aanpast aan het beschikbare hout. Zo ontstaan unieke objecten, afgestemd op de houtafmetingen en kenmerken. Zo werd voor de ontvangstbalie het hout gesorteerd op maat en kleur, wat zorgt voor een unieke baliestructuur en kleurverloop. Een proces dat met de hand te intensief en duur zou zijn.'

MEERDERE WAARDECREATIE

De ontvangstbalie in de Johan Cruijff ArenA is een bewijs dat het gebruik van robots voor materiaalhergebruik een nieuw en belangrijk potentieel voor de circulaire transitie is. Bovendien zijn de projectpartners tevreden met het resultaat en willen ze de ontwikkelde technologie verder implementeren. Malé-Alemany ziet het als het begin van een ontdekkingsreis: 'In de toekomst bepalen ontwerpers impactdoelen, in plaats van de vorm van een specifiek object; we krijgen meer algoritmen en robots, die ontwerpen kunnen genereren en produceren op basis van bestaande materialen; en wanneer we meer vanuit de waarde van allerlei (afval)materialen denken, kunnen we gemakkelijker duurzame objecten creëren om circulariteit te ondersteunen.’


Fotocredits: Sander Heezen

HvA & de Week van de Circulaire Economie

Hoe versnellen we de circulaire transitie? In het kader van de Week van de Circulaire Economie  staan de Digital Production Research Group en het lectoraat Circulair ontwerpen en ondernemen van Centre of Expertise Urban Technology en Faculteit Techniek in het teken van een andere kijk op produceren én consumeren. Dagelijks licht de HvA onderzoeken, masterclasses en studentenprojecten uit die de transitie naar circulaire steden een boost geven.

Twitter, LinkedIn & Facebook

Jochem Kootstra's picture #CircularCity
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Kate Raworth en Inge Oskam in gesprek over de circulaire economie

Brits econoom Kate Raworth (HvA Professor of Practice), bekend van de Donuteconomie, en lector Circulair ontwerpen en ondernemen Inge Oskam (HvA Centre of Expertise Urban Technology) interviewen elkaar over de circulaire economie, Donutstad Amsterdam en systeemverandering op regionaal niveau. ‘We moeten multinationals in de grootste circulaire stad Amsterdam bij elkaar krijgen en vragen: wil je bij de stad blijven horen, hoe ga je dan bijdragen aan onze circulaire doelstellingen? Amsterdam kan de éérste stad te zijn die dit doet. Meer zullen volgen.’

KR: Nederland heeft hoge ambities: In 2030 de helft minder verbruik van grondstoffen, in 2050 moeten jullie volledig circulair zijn (Grondstoffenakkoord van 2017). In hoeverre drijven deze kaders en grenzen innovatie in Amsterdam?

IO: Ik zie het akkoord en de doelstellingen als heilige graal, waar de organisaties die eraan meedoen motivatie en ambitie uit putten. 180 partijen ondertekenden het Grondstoffenakkoord. Van kennisinstellingen tot gemeenten en particuliere bedrijven. De regering en gemeenten namen het akkoord over als beleid, bedrijven en ondernemers als doelstelling. Alle stakeholders voelden de noodzaak om deze richting op te gaan.

KR: Ik ken geen ander land die circulaire ambities zo integreert in beleid als Nederland.

IO: Dat heeft denk ik te maken met ons welbekende ‘poldermodel’; we willen vaak rekening houden met iedereen. Daarnaast hebben we in Nederland een grote creatieve industrie die kundig is in het schetsen van toekomstscenario's, altijd met inachtneming van duurzaamheid. Dat zit in ons dna, kun je misschien wel zeggen. Die Nederlandse mentaliteit en het gedeelde begrip zorgen er volgens mij voor dat we collectief ons best willen doen. En dat terwijl niemand echt weet wat de circulaire economie en een afvalloos 2050 omvat.

KR: Ook weinig mensen weten goed uit te leggen wat de Donuteconomie inhoudt, haha. Het is een model dat door verschillende organisaties omarmd wordt, maar waar vaak nog concrete invulling aan gegeven moet worden.

Kate Raworth beschrijft in haar boek 'Donuteconomie' een economisch model waarin de ecologische grenzen van de aarde worden gerespecteerd. Zij gebruikt een donut om de balans tussen sociale voorspoed van mensen (de binnenste ring) en het tegengaan van aantasting van het klimaat (de buitenste ring) weer te geven. Voor het welzijn van mens en natuur is het belangrijk dat de juiste balans (de donut) wordt gevonden. In samenwerking met de gemeente Amsterdam ontwikkelde zij de Stadsdonut voor Amsterdam. Hierin wordt de stad bekeken vanuit vier perspectieven: sociaal, ecologisch, lokaal en mondiaal.

Donutmodel

IO: Maar het Donutmodel biedt wel handvatten voor de transitie naar een circulaire economie. Het helpt je te kijken naar álle waarden die binnen een circulaire economie belangrijk zijn: zowel ecologische als economische en sociale waarde. Dat laatste wordt nog wel eens vergeten. Waar het Nederlandse beleid focust op materialen, gebouwen, infrastructuur, combineert gemeente Amsterdam, met haar Stadsdonut voor Amsterdam, dat met de sociale waarden; het gehele systeem. Zij betrekken alle stakeholders die daarvoor nodig zijn.

Wat voor mogelijkheden zie jij voor de circulaire economie op regionaal- of stadsniveau, zoals de toepassing van Stadsdonut voor Amsterdam?

KR: Amsterdam heeft een enorm bereik en vele mogelijkheden. Kijken we naar de multinationals, dan willen ze allemaal een winkel in Amsterdam hebben. Van Zara tot Apple. En als stad met een duidelijke circulaire strategie, indrukwekkende regelgeving en integriteit, dan denk ik dat je sneller een open gesprek kan voeren met de grote merken in de belangrijkste winkelstraten. Nodig de multinationals uit, wijs ze op het Grondstoffenakkoord en vraag ze hoe zij denken bij te dragen aan het collectieve belang. Hoeveel kleding of elektronica verkoop je, waar gaat het plastic heen, wat doe je met reststromen?

Ik heb het vaak over twee verschillende visies van circulariteit die zich kunnen voordoen. Een is wat ik noem siloed circularity, waarin individuele bedrijven zelf de producten of materialen terugnemen, repareren en hergebruiken. Dan houd je een gesloten kringloop, waarin bestuur en productie uitsluitend intern opereren. De ander is een circulair ecosysteem, een transparante markt met gezamenlijke waarden. Waarin we onderling data delen over wat voor materialen er zijn, waar die zich bevinden, wat er binnenkomt en uitgaat. Het verschil zit dus in de structuur: intern handelen tegenover een samenwerkend ecosysteem. Amsterdam, als eerste stad met duidelijk gedocumenteerde circulaire ambities, heeft de kracht om competitieve bedrijven bij elkaar te krijgen om richting een circulair ecosysteem te bewegen.

Maar één stad alleen gaat niet dé reden zijn om circulaire doelstellingen door te zetten in de honderden andere steden waar zij hun winkel hebben staan. Maar, je gaat wel de éérste stad zijn die deze vraag stelt. En als ze slim zijn, dan weten ze dat andere steden er ook naar gaan vragen.

IO: In Nederland zijn we net begonnen met het voeren van deze gesprekken met en tussen de bedrijven. En alhoewel ons nationale beleid een goede ontwikkeling is, denk ik dat de regelgevingen soms ook in de weg staan. Er is onderzoek gaande tussen steden om inzichten te krijgen in wat voor regelgeving beperkend werkt, denk aan bepaalde grondstoffen of materialen die een officieel label ‘afval’ krijgen waardoor je het niet meer als bron mag gebruiken, en hoe de huidige regelgeving zo aan te passen dat het juist stimuleert. Het zit nu nog soms samenwerking en daarmee algehele systeemverandering in de weg. We zitten echt nog in de voorontwikkelingsfase van de circulaire transitie.

KR: Vertel eens, van wat voor circulaire initiatieven in jouw omgeving word jij enthousiast en waar liggen kansen?

Ik zie kansen in overstappen van producteigendom naar materiaaleigendom binnen de circulaire economie. Een shift van siloed circulairty-bedrijven die hun eigen gemaakte producten terugnemen en daar nieuwe producten van maken, met de kans dat bepaalde materialen verloren gaan; naar specialistische bedrijven die nadenken over de levenscyclus van een materiaal en de meerdere toepassingsmogelijkheden in de cyclus. Dat creëert nieuwe businessmodellen en compleet nieuwe bedrijven. Zij moeten samenwerkingsverbanden aangaan met een variëteit aan producenten door ze als het ware materialen te leasen.

KR: Met wat voor materialen zie je dit de komende jaren gebeuren?

IO: Begin met materialen die erg schaars zijn. En materialen waarmee de waarde behouden kan worden, zoals hout en metaal. Materialen die meerdere levens kunnen hebben en waarvoor minder werk nodig is om dat te realiseren.

Daarnaast word ik enthousiast van de groeiende hoeveelheid initiatieven van ontwerpers en kunstenaars die nieuwe dingen maken van gebruikte materialen. En de nieuwe manieren waarop verkooppunten deze producten op de markt kunnen brengen. Hun verhalen vind ik interessant en zijn essentieel voor de transitie naar een circulaire economie. Ze kunnen iets vertellen over de herkomst van het nieuwe product. Dat creëert bewustzijn over de waarde van afval bij consumenten. Betrek daarom de burgers en consumenten, zij moeten andere producten willen en daar naar vragen. Maak ze onderdeel van de circulaire doelstellingen van de stad, bedrijven en andere organisaties.

KR: Gerelateerd aan verhalen over hergebruikte producten, denk ik ook dat de circulaire economie een zeer creatieve kan zijn. Kijk naar de vele restaurants of koffiezaakjes die vroeger een fietsenwinkel waren, mensen houden van nieuwe bestemmingen voor afgedankte maar waardevolle producten en materialen. De witty ways waarop ze de herkenbare, historische lagen in de nieuwe zaak zichtbaar houden, zoals een oude houtstructuur of fietselementen. Net als een oud kledingstuk van je moeder waarvan jij een rok hebt gemaakt. We houden van die speelsheid en verhalen. Daar liggen kansen!

Ik word nu met name enthousiast om in Amsterdam een ‘Dialogue Day’ te beginnen! Breng alle grote bedrijven bij elkaar, van supermarkten tot kledingwinkels. We heten je welkom in onze stad met een winkel, maar vertel: wat ga jij doen om kracht achter de circulaire transitie en onze doelstellingen te zetten, zodat je bij de stad kan blijven horen? Ik denk dat dat een zeer krachtige boodschap is.

IO: Ik denk dat het heel interessant is om dat met meerdere steden samen te doen, die bijvoorbeeld ook het Donutmodel gebruiken.

KR: Topidee! Ik wil graag hun verhalen horen. Dus breng internationale bedrijven in die steden samen om in gesprek te gaan over wat zij gaan bijdragen. Hoe zij willen ‘transformeren’ om onderdeel uit te maken van onze collectieve circulaire reis. Van Amsterdam tot Kopenhagen, Brussel, Nanaimo, Californië. Zij beginnen net met ontzettend mooie initiatieven.

IO: Dat zou fantastisch zijn. Laten we uitzoeken hoe we dat kunnen realiseren!

HvA & de Week van de Circulaire Economie

Hoe versnellen we de circulaire transitie? In het kader van de Week van de Circulaire Economie  staan lectoraat Circulair ontwerpen en ondernemen en de Digital Production Research Group van Centre of Expertise Urban Technology en Faculteit Techniek in het teken van een andere kijk op produceren én consumeren. Dagelijks licht de HvA onderzoeken, masterclasses en studentenprojecten uit die de transitie naar circulaire steden een boost geven.

Twitter, LinkedIn & Facebook

Jochem Kootstra's picture #CircularCity