Deloitte

undefined logo

Program Partner Amsterdam Smart City

We believe that we’re only as good as the good we do.

All the facts and figures that talk to our size and diversity and years of history, as notable and important as they may be, are secondary to the truest measure of Deloitte: the impact we make in the world.

So, when people ask, “what’s different about Deloitte?” the answer resides in the many specific examples of where we have helped Deloitte member firm clients, our people, and sections of society to achieve remarkable goals, solve complex problems or make meaningful progress. Deeper still, it’s in the beliefs, behaviors and fundamental sense of purpose that underpin all that we do.

With over 150 years of hard work and commitment to making a real difference, our organization has grown in scale and diversity—approximately 245,000 people in 150 countries and territories, providing audit, tax, legal, financial advisory, risk advisory, and consulting services—yet our shared culture remains the same.

For us, good isn’t good enough. We aim to be the best at all that we do—to help clients realize their ambitions; to make a positive difference in society; and to maximize the success of our people. This drive fuels the commitment and humanity that run deep through our every action.

That’s what makes us truly different at Deloitte. Not how big we are, where we are, nor what services we offer. What really defines us is our drive to make an impact that matters in the world.

Website

8 Organisation members

  • Julián Ezequiel Chereque's picture
  • Joyce de Vries's picture
  • Charlotte Hoekstra's picture
  • Emma van der Vet's picture
  • danielle nora's picture

Activity

  • 10
    Updates
  • 0
    Thumbs up
  • 0
    Comments
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

ESG in de publieke sector: benut de EU duurzaamheidsagenda

Featured image

Gebruik deze als kapstok voor uw strategie

De kracht van een integrale strategie die financiën, mens en milieu met elkaar in balans brengt. Duurzaamheid is de nieuwe norm. Veel organisaties hebben duurzaamheid reeds een plek gegeven in hun strategie. Maar hoe zorgt u dat u tot een integrale strategie en juiste verantwoording komt? De standaarden die de EU zet op het gebied van duurzaamheid, vanuit haar ambitie om de EU een duurzame regio te laten zijn in 2050, geven de mogelijkheid om als publieke instelling relevante duurzaamheidsthema’s te selecteren en prioriteren tot een integrale strategie en een heldere verantwoording. In aansluiting op de wensen en verwachtingen van alle stakeholders.

De meerwaarde van ESG voor uw organisatie

Onze maatschappij verlangt steeds sterker van organisaties dat zij hun financiële resultaten in balans brengen met hun sociale belangen en het milieu. In antwoord hierop heeft de EU de Green Deal vastgesteld, die de regio duurzaam moet maken op basis van vijf milieuthema’s (klimaat, vervuiling, water, biodiversiteit en circulariteit). Om daarop te kunnen sturen heeft de EU ook richtlijnen voor verslaggeving vastgesteld, de zogenoemde Corporate Sustainability Reporting Directive (hierna CSRD) vastgesteld. Uit deze richtlijn zijn de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) voortgekomen. Deze standaarden bieden handvatten voor hoe een organisatie zich op het gebied van milieu (Environment), mens (Social) en bestuur (Governance) kan verantwoorden. 
De EU-standaarden bieden publieke organisaties de kapstok om duurzaamheid een integraal onderdeel te maken van de organisatiestrategie en voorop te (blijven) lopen in de beweging. De ESRS zijn weliswaar primair gericht op verslaggeving, maar bieden ook een mooi afwegingskader voor bestuurders en management bij het maken van strategische keuzes. Daarmee bereidt u zich voor op een toekomst waarin organisaties nadrukkelijker worden gevraagd om een positieve impact op mens, milieu en maatschappij te maken en waarin bepaalde duurzaamheidsontwikkelingen (zoals klimaatverandering) risico’s kunnen gaan vormen voor uw organisatie.

Welke verplichtingen gelden voor publieke instellingen?

Iedere publieke instelling krijgt naar verwachting te maken met eisen op het gebied van duurzaamheid en transparantie daarover. Hetzij omdat dit verplicht wordt in Nederlandse wetgeving, dan wel doordat uw stakeholders u om verantwoording gaan vragen. Zo zal bijvoorbeeld uw bank bij het verstrekken van financiering naar verwachting u bevragen over het effect van de verstrekte lening op mens, milieu en maatschappij. Een bank heeft namelijk de verplichting te rapporteren over de duurzaamheid van haar portefeuille.

"Het is zo goed als zeker dat publieke organisaties gevraagd gaan worden zich te verantwoorden over duurzaamheid"

De weg naar een integrale strategie en heldere ESG-rapportage

Onderstaande roadmap vertelt hoe u in 7 stappen tot een integrale strategie en verantwoording kan komen. Het vormgeven van een integrale strategie - waarin duurzaamheid een prominente plek inneemt - en u als organisatie hierover kunnen verantwoorden, is een proces dat niet alleen afstemming behoeft met de stakeholders, het vraagt ook om inbedding in alle processen van het bedrijf – en dat komt met de nodige inspanning en doorlooptijd. Wij adviseren u dan ook om hiermee tijdig aan de slag te gaan.

Essentieel is allereerst te bepalen wie hiervoor verantwoordelijk is binnen uw organisatie (stap 1). Om vervolgens te beoordelen op welke duurzaamheidselementen uw organisatie een significante impact heeft (stap 2). Wanneer sprake is van een significante impact noemen we dat ook wel ‘materiële impact’.

Hoe bepaalt u op welke onderdelen uw impact materieel is?

Welke duurzaamheidsthema’s relevant zijn, wordt bepaald door de aard van uw activiteiten, de behoeften van de belanghebbenden van uw organisatie op dit vlak én uw eigen ambitie en beleid.

Uw stakeholders, zowel intern als extern, kunnen belangrijke informatie geven in de materialiteitsanalyse over de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt. Zij zijn echter niet allesbepalend. U kent zelf uw organisatie het beste en de aanwezige expertise binnen uw organisatie is ook zeker van belang om te bepalen waar de belangrijkste thema’s liggen. Uiteindelijk bepaalt u als management welke thema’s u zich op richt, op basis van de verkregen input en aangevuld met uw eigen strategische keuzes.

Een materialiteitsanalyse is tweeledig: u kijkt niet alleen naar de impact van de organisatie op de omgeving, maar ook naar de financiële impact van duurzaamheidsthema’s op de organisatie. Als u bijvoorbeeld denkt aan vervoersbewegingen - en daarmee samenhangende uitstoot - die uw dienstverlening teweegbrengt,  dan is niet alleen de vraag hoe groot de invloed van die uitstoot is op de omgeving, maar ook wat er gaat veranderen door bijvoorbeeld regelgeving. Komt er bijvoorbeeld regelgeving die uitstootreductie verplicht en betekent dat dat elektrisch vervoer de standaard wordt? Dan kan dat belangrijke financiële impact hebben op de waarde en levensduur van uw huidige vervoersmiddelen.  

"Met input van uw stakeholders en experts bepaalt u in een materialiteitsanalyse de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt."

In een volgende publicatie zullen we dieper ingaan op stappen 3 t/m 7.

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Geen CSRD verplichting?

Featured image

Waarom de dubbele materialiteitsanalyse tóch van belang is.

Voor publieke organisaties is de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) niet verplicht. Toch is de dubbele materialiteitsanalyse een goede manier voor organisaties om inzicht te krijgen in hun impact, kansen én risico's op het gebied van duurzaamheid, vertellen Oscar Ferrero Scholte en Leon Stokman, beide senior manager bij Deloitte Audit & Assurance.

Als het gaat om duurzame bedrijfsvoering is er momenteel veel te doen rond het idee van 'dubbele materialiteit', en dat is niet zonder reden. Het uitvoeren van een dubbele materialiteitsanalyse is feitelijk de eerste cruciale stap om te voldoen aan de nieuwe Europese Sustainability Reporting Standards (ESRS) die vanaf 2024 ingaan.
Met andere woorden: begrijpen wat de impact, kansen en risico's hiervan zijn én hoe je het kunt toepassen in je organisatie is nog nooit zo belangrijk geweest. Ook voor publieke organisaties, want al geldt deze verplichting voor hun (nog) niet, het is te verwachten dat ook zij zich in de nabije toekomst over hun duurzaamheidsprestaties zullen moeten verantwoorden.

Twee perspectieven

De dubbele materialiteitsanalyse vraagt van organisaties om enerzijds na te gaan hoe hun acties invloed hebben op de mens en de planeet (het inside-out perspectief), en anderzijds om in kaart te brengen hoe duurzaamheidskwesties hun financiële welzijn kunnen beïnvloeden (het outside-perspectief). Het gaat er dus om dat je vanuit twee verschillende perspectief naar het grote geheel kijkt.

Inside-out De impact van de acties van een organisatie op mens en planeet kunnen zowel positief als negatief zijn. Wanneer er schade aan de natuur ontstaat is dat een negatieve impact, terwijl je als organisatie juist ook kunt bijdragen, bijvoorbeeld aan de energietransitie. Schendingen van mensenrechten is een voorbeeld van een negatieve impact op mens en maatschappij. Maar een organisatie kan bijvoorbeeld ook de kansengelijkheid vergroten en daardoor armoede verminderen. Met als secundair gevolg een lagere druk op sociale zekerheid en hogere belastinginkomsten voor de (lokale) overheid.

Outside-in Hier gaat het om de impact van duurzaamheid en klimaat op jouw organisatie. Dit gaat om zaken zoals groei, prestaties en kapitaalkosten van je organisatie op de korte, middellange en lange termijn. Denk bijvoorbeeld aan de wettelijke CO2-heffingen en de ontwikkelingen van circulaire producten. Van oudsher vonden vooral investeerders dit perspectief van belang, maar inmiddels is er samenleving breed interesse in de manier waarop organisaties met duurzaamheidsrisico's en -kansen omgaan.
In de dubbele materialiteitsanalyse worden deze twee perspectieven gecombineerd, zodat je als organisatie kunt achterhalen welke duurzaamheidsrisico's en -kansen specifiek voor jouw organisatie materieel zijn en dus moeten worden meegenomen in je rapportage. Het is een forse opgave, maar biedt je organisatie ook voordelen. De belangrijkste meerwaarde is dat het handvatten geeft om de middelen van je organisatie te gebruiken voor zaken die er echt toe doen, én hierop ook actief te sturen. De strategie komt daarmee volledig in lijn met de duurzaamheidsambities. Bovendien draagt het actief betrekken van stakeholders bij aan het maatschappelijke draagvlak van je organisatie en de strategische keuzes die je maakt.

Eerste stappen

De logische, eerste stappen zijn:

  1. Het inventariseren van je waardeketen
  2. Beoordelen waar je organisatie een materiële impact heeft in de keten
  3. Het inventariseren en benaderen van de betrokkenen: wie zijn de relevante stakeholders?

Hou hierbij ook de twee perspectieven in gedachten en ga na op wie je activiteiten een directe invloed hebben, en wie er belang hebben bij jouw rapportage. Ga vervolgens met deze stakeholders (van afnemers van diensten tot financiers en sociale partners) in gesprek, en maak samen een lijst van de mogelijke relevantie duurzaamheidsonderwerpen. Het vastleggen van de wijze waarop je materialiteitsanalyse tot stand is gekomen is daarbij nuttig, want dat maakt het proces toetsbaar.

Deskundigen betrekken en samenwerken

Duurzaamheid is een breed begrip, waardoor de meningen van stakeholders sterk uiteen kunnen lopen. Op zo'n moment helpt het om zowel interne als externe deskundigen te betrekken om de gesprekken met stakeholders te structureren.
Bij het bepalen en beoordelen van effecten, risico's en kansen is bijvoorbeeld expertise nodig op de gebieden van strategie, financiën en risicobeheersing. Denk er in deze fase bijvoorbeeld aan om een externe accountant te betrekken, die moet immers in een later stadium ook de controle daarop uitvoeren. Het vroegtijdig betrekken van de accountant voorkomt ook dat er onderwerpen worden gemist, die vanuit het perspectief van de accountant materieel zijn. Op die manier wordt de lijst van duurzaamheidsonderwerpen teruggebracht tot de zaken die van materieel belang zijn en waarover dus moet worden gerapporteerd. Onderdeel hiervan is ook het inzichtelijk maken in hoeverre deze zaken zijn opgenomen in het risicomanagementsysteem van je organisatie.
Bij het inventariseren van de relevante duurzaamheidsonderwerpen is samenwerken het credo. In de publieke sector is al te zien dat organisaties elkaar om deze reden opzoeken, inspireren en onderling peer reviews uitvoeren. Ook diverse brancheorganisaties, zoals Aedes, ActiZen de VNG, pakken hier de handschoen op.
Als de lijst met relevant beoordeelde onderwerpen er eenmaal is, is het tijd voor de volgende stap: er moet per onderwerp worden beschreven wat de impact is, en welke risico's en kansen het oplevert. Dat is niet eenvoudig. Sommige onderwerpen beïnvloeden elkaar en de termijn van de impact kan verschillen van de termijn waarop een kans of risico zich voordoet. Daarbij is er ook aandacht nodig voor zaken waarvan geldt dat het risico dat ze zich voordoen klein is, terwijl de impact enorm zou zijn.
Denk aan de recente wereldwijde covid-epidemie. Per onderwerp moet dan ook de omvang en de reikwijdte worden beoordeeld. Daarbij moet worden aangegeven welke negatieve of positieve impact een activiteit heeft en wat de kosten zijn om de negatieve effecten ongedaan te maken. In feite moeten daarbij dus de financiële effecten worden beoordeeld die niet in de jaarrekening zijn verwerkt. Daarvoor is inzicht in de waardeketen noodzakelijk.

Start tijdig

De CSRD zal niet verplicht worden voor publieke organisatie (m.u.v. NV’s en BV’s), maar ons advies is om niet achter te blijven. Start tijdig, dat is noodzakelijk om de nodige ervaring op te doen. Het komen tot een afgewogen materialiteitsbeoordeling is namelijk een iteratief en tijdrovend proces. Een gedegen beoordeling ontstaat pas na het in verschillende stappen bouwen, verbeteren en verfijnen. Er is nog een reden waarom vandaag beginnen nut heeft: de dubbele materialiteitsanalyse heeft een effect op de strategie van je organisatie. Publieke organisaties hebben een voorbeeldfunctie wat betreft het verantwoord omgaan met mens en planeet. Wij zien bij private organisaties al dat de materialiteitsanalyse leidt tot het onderkennen van nieuwe thema’s die worden geïntegreerd met de strategie - een win-winsituatie.

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Hoe rapporteer je evenwichtig over duurzaamheid?

Featured image

Over de resultaten van het eerste ESG-Quickscanonderzoek in de publieke sector

Elke publieke instelling zal op een zeker moment te maken krijgen met eisen rondom duurzaamheid en de transparantie hierover. Deloitte ontwikkelde daarom een ESG-Quickscan en onderzocht hoe 60 grote organisaties in de publieke sector hun duurzaamheidsactiviteiten rapporteren. Juwi Liu, Senior Manager Audit Advisory en Patrick Jussen, Partner Audit Advisory, beiden werkzaam als adviseur in de publieke sector, vertellen meer.

Vanaf 2024 start de EU met het verplicht stellen van duurzaamheidsrapportages voor bedrijven, gebaseerd op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Hoewel deze verplichting niet voor de publieke sector geldt, met uitzondering van de BV's en NV's, kunnen ook zij niet om duurzaamheid heen. Publieke organisaties hebben immers de maatschappelijke plicht om balans te brengen in sociale belangen, financiële resultaten en milieu. Deze transitie nodigt publieke instellingen dan ook uit om hun omgang met kansen en risico’s op het gebied van duurzaamheid in kaart te brengen.

Download het ESG rapport

Om die reden ontwikkelden jullie de ESG-Quickscan met daarin 28 vragen. Met welk doel is deze tool ontwikkeld?

Liu: “De Quickscan kan organisaties en ons inzicht geven in hun duurzaamheidsinspanningen op basis van de manier waarop ze hierover rapporteren. Het is bewust geen uitgebreide scan geworden, omdat duurzaamheidsrapportage nog een nieuw onderwerp is. Veel organisaties bevinden zich nog in een beginstadium, en deze Quickscan geeft inzicht in waar ze zich bevinden en welke vervolgstappen kunnen worden genomen.”

Welke instellingen waren bij jullie onderzoek betrokken?

Jussen: “In het onderzoek hebben we 60 grote instellingen uit de publieke sector onder de loep genomen, waaronder ziekenhuizen, ouderenzorg- en GGZ-instellingen, gehandicaptenzorg, universiteiten en gemeenten.” 
 
Liu: “We bestudeerden jaarverslagen en jaarrekeningen van 2022 en andere openbare data zoals begrotingen en milieuverslagen. Het was een bewuste keuze om alleen openbare gegevens te gebruiken (en bijvoorbeeld geen interviews af te nemen), omdat de duurzaamheidsverantwoording draait om transparantie over waar je staat in de duurzaamheidstransitie.”

Jullie hanteren vier niveaus voor de ESG-Quickscan, van ‘Exploring Sustainability’ tot 'Being Sustainable'. Welke organisaties scoorden het hoogst, welke het laagst?

Liu: “Zoals verwacht, scoorde geen enkele organisatie veel hoger dan niveau 2: Doing Sustainable. De GGZ-sector rapporteert het minst over duurzaamheid en bevindt zich nog op het niveau Exploring Sustainability. Universiteiten, gemeenten en ziekenhuizen scoren vooral op het niveau Doing Sustainable. Dit was te verwachten, omdat deze organisaties iets meer met duurzaamheid bezig zijn, bijvoorbeeld door zich te committeren aan de Green Deal Duurzame Zorg of al duurzaamheidsdoelstellingen hebben opgenomen.”

"Publieke instellingen hebben een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”

Wat zijn jullie belangrijkste bevindingen?

Liu: “Het goede nieuws is dat we zien dat de meeste organisaties in meer of mindere mate met duurzaamheid bezig zijn. Er zijn veel initiatieven en daarover wordt ook gerapporteerd. Tegelijkertijd constateren we dat deze rapportage nog enorm versnipperd is. Bedrijven rapporten in verschillende documenten over hun duurzaamheidsactiviteiten. Niet alleen in jaarverslagen, maar ook in milieurapportages, roadmaps, op hun website of in afzonderlijke duurzaamheidsverslagen. Die versnippering maakte het voor ons, en dus ook voor hun stakeholders, moeilijk om een compleet en integraal beeld te krijgen.”   
Jussen: “Daarbij zien we dat er nauwelijks tot geen eenduidige spelregels worden gehanteerd in de verslaglegging. Er wordt bijvoorbeeld zelden concreet gemeld wat de beoogde doelstelling is en in hoeverre deze is bereikt. Ook is vooral zichtbaar welke activiteiten wél worden uitgevoerd, en het is onduidelijk welke activiteiten niet worden benoemd en dus niet uitgevoerd. Dit maakt de informatie moeilijk te interpreteren en roept vragen op over hoe transparantie over duurzaamheidsaspecten wordt geborgd.”

Dat lijkt me een eyeopener...

Liu: “Absoluut, en nu rijst de vraag hoe we in de publieke sector meer kunnen toewerken naar bruikbare informatie over de duurzaamheidstransitie.”

Hebben jullie daar al ideeën over?

Liu: “Zorg voor één integraal document per organisatie waarin je over alle duurzaamheidsactiviteiten rapporteert. Beschrijf daarin je ambities en doelstellingen, wat daarvan is gerealiseerd en wat je nog niet hebt gedaan."
Jussen: “En zorg voor een eenduidige manier van rapporteren. Dat maakt de informatie goed interpreteerbaar.”

Liu: “Eenduidig rapporteren én alle duurzaamheidsactiviteiten in één document weergeven is bovendien ook van belang voor alle stakeholders in je keten. Financiële instellingen zoals verzekeraars en banken hebben een verplichting om over de CSRD te rapporteren, en daarbij niet alleen naar hun eigen activiteiten te kijken, maar ook naar die van bijvoorbeeld hun leveranciers. Bereid je dus voor op vragen hierover in de nabije toekomst: één duidelijk en evenwichtig verslag voor de diverse stakeholders bespaart veel tijd.”

"Zie rapporteren als een kans om je te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”

Tot slot: De rapportageverplichting wordt door bedrijven nogal eens ervaren als een administratieve verzwaring die niet gelegen komt in deze tijd van zwakke economische groei. Hoe zien jullie dat?

Jussen: “Als we bij onze klanten aan tafel zitten, merken we dat zij uiteraard geen behoefte hebben aan een verplichting, maar wél aan gezamenlijke actie om tot een duurzamere en inclusievere wereld te komen. Evenwichtig rapporteren is een middel om dat te bereiken. En juist publieke instellingen hebben hierin een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”   
 
Liu: “Wie duurzaamheid prominent opneemt in zijn strategie springt eruit in de strijd om nieuw talent. De nieuwe generatie werknemers is veel meer bezig met thema's als diversiteit, inclusiviteit en de werk-privébalans. Met andere woorden: zie het rapporteren als een kans om je als organisatie te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Vaart maken met bestaanszekerheid? Schaal goede initiatieven op!

Featured image

Welke concrete stappen kan de overheid op korte termijn zetten om kwetsbare burgers te ondersteunen?

Bestaanszekerheid was een van de cruciale thema's tijdens de verkiezingen en zal dat ook tijdens de formatie zijn. Er zijn veel ideeën over lange termijn oplossingen, maar mensen hebben nu direct hulp nodig. Hoe kan de overheid op korte termijn kwetsbare burgers helpen? Schaal succesvolle projecten snel op, benut fondsen beter en maak gebruik van de kracht en invloed van het bedrijfsleven, adviseren John Schattori, Johan Stuiver en Channa Dijkhuis van Deloitte.

In Nederland leven bijna één miljoen mensen onder de armoedegrens. Ook worstelen steeds meer mensen om financieel het hoofd boven water te houden. Uit recent onderzoek van Deloitte blijkt dat van de 5000 ondervraagde huishoudens slechts de helft zonder problemen alle rekeningen kon voldoen. En bijna één op de vijf huishoudens had afgelopen jaar moeite met het betalen van essentiële levenskosten. Dit illustreert dat zelfs in een van de rijkste landen ter wereld een grote groep mensen in aanzienlijke onzekerheid leeft.
 
Het is dan ook niet verrassend dat 'bestaanszekerheid' een belangrijk thema was in alle verkiezingsprogramma’s. En terecht, want in een wereld van economische onzekerheid en maatschappelijke veranderingen, moeten we mensen beschermen tegen financiële kwetsbaarheid en sociale ontwrichting.
 
De politieke partijen hebben sterk uiteenlopende oplossingen voor het aanpakken van bestaanszekerheid die vooral gericht zijn op de lange termijn. Zo is een stelselwijziging noodzakelijk om gaandeweg te zorgen voor een eerlijk, eenvoudig en rechtvaardig systeem dat bestaanszekerheid voor iedereen biedt. Maar zo’n verandering is complex en tijdrovend, terwijl er nu een groeiende groep burgers is die direct dringend hulp nodig heeft. Over de vraag wat de overheid op de korte termijn al kan doen, vertellen John Schattorie, Partner Centrale Overheid, Johan Stuiver, Director WorldClass bij de Deloitte Impact Foundation en Channa Dijkhuis, Director Public Sector.

Pak de regie en werk samen

Een eerste stap voor de overheid is om in te zetten op projecten die hun succes al hebben bewezen. Veel experimenten en pilots gericht op het verhogen van bestaanszekerheid vinden plaats op gemeentelijk niveau. Maar wanneer zo'n experiment of pilot slaagt, ontbreekt het vaak aan verantwoordelijkheid voor verdere opschaling, constateren Schattorie, Stuiver en Dijkhuis.

Stuiver: “Dat is kapitaalvernietiging, omdat een geslaagd initiatief daardoor op gemeentelijk niveau blijft hangen, net als de kennis en ervaring. In die leemte, waarbij niemand zich eigenaar voelt en verantwoordelijkheid neemt, kan het Rijk vaker de regie pakken om opschaling mogelijk te maken, in samenwerking met de gemeente waar veel kennis zit.”

Schattorie: “We hebben nu eenmaal verschillende bestuurslagen in Nederland, maar daar moet het Rijk zich niet door laten weerhouden. Zij moet juist over deze lagen heen kijken, succesvolle initiatieven selecteren en onderzoeken wat nodig is om ze op te schalen.”

Innovatieve arbeidsmarktconcepten

Neem het innovatieve arbeidsmarktconcept van de basisbaan. Deze is bedoeld voor mensen die al langdurig in de bijstand zitten en moeilijk aan regulier werk kunnen komen. Dankzij het salaris van de basisbaan zijn zij niet langer afhankelijk van een uitkering. Het werk is van maatschappelijke waarde en verhoogt de leefbaarheid in buurten, denk aan onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, zorgtaken en toezicht in de wijk.   

Dijkhuis: “Het opschalen van experimenten naar landelijk niveau is primair de verantwoordelijkheid van het Rijk. Zij zijn dan ook aan zet om zelf of in samenwerking met experts de opschaling te realiseren.”  Schattorie: “We zien dat betrokkenen bij de basisbaan er netto direct op vooruitgaan wat leidt tot verlaging van tal van maatschappelijke kosten. Dat verdient landelijke opschaling met steun van het Rijk, gemeenten, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.”  
 Stuiver: “De basisbaan is in een aantal gemeenten succesvol, maar heeft nog geen grote navolging gekregen op nationaal niveau. In plaats daarvan ontwikkelen veel gemeenten het concept vaak opnieuw.”  Dijkhuis: “Dat is het bekende psychologische effect van not invented here, waarbij nieuwe ideeën worden genegeerd omdat ze elders bedacht zijn. De overheid moet dit effect actief tegengaan.”

Betrek het bedrijfsleven

Een ander inspirerend voorbeeld van een initiatief dat opschaling naar landelijk niveau verdient is Stichting het Bouwdepot. Dat begon als een project van gemeente Eindhoven waarbij dertig thuisloze jongeren een jaar lang 1050 euro per maand ontvingen.  
 
Dijkhuis: “Het merendeel van de jongeren woonde na dat jaar zelfstandig en meer dan de helft was schuldenvrij. Dit laat zien dat als je mensen vertrouwen geeft en voor rust zorgt, ze bewuste keuzes maken.”  
Stuiver: “Pas als mensen financiële rust hebben kunnen ze de stap zetten om hun bestaanszekerheid te verbeteren, bijvoorbeeld door eindelijk alle post weer te openen, maatschappelijk actief te worden of zich te oriënteren op scholing of werk.” 
 
De vraag is nu hoe je dergelijke projecten slim opschaalt. Schattorie, Stuiver en Dijkhuis zien een belangrijke rol weggelegd voor het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Zij dragen immers al structureel bij aan initiatieven om bestaanszekerheid te verbeteren, bijvoorbeeld in onderwijs, financiële gezondheid, schuldhulpverlening en armoedebestrijding.   
 
Dijkhuis: “Feit is dat in publiek-private samenwerkingen (PPS-en) bestaanszekerheidsvraagstukken doorgaans effectiever, sneller en duurzamer kunnen worden opgelost. Niemand - overheid, bedrijfsleven of onderwijs - kan de huidige vraagstukken alleen oplossen. We hebben elkaar nodig, uit de PPS-en komen nieuwe inzichten en innovaties voort.”   
Stuiver: “Vanuit de Impact Foundation werken we bijvoorbeeld samen met onze klanten aan allerlei projecten rond financiële gezondheid voor verschillende doelgroepen, zoals SchuldenLab NL en Think Forward Initiative. Ook werken we met impact ondernemers om ongeziene talenten te helpen die moeite hebben hun plek in de samenleving te vinden.”  
Schattorie: “Het is wel nodig dat het bedrijfsleven gebundeld en voor de lange termijn haar bijdrage levert aan dergelijke programma’s, waar zij samen met de overheid de richting en inrichting van de oplossingen bepaalt. Vanuit een gemeenschappelijk belang, resultaatgericht en in onderling vertrouwen. Onze ambitie is dan ook dat we vaker samen met onze klanten gebundeld impact willen maken.”  Dijkhuis: “Nu zitten we nog te vaak met een ‘duizend bloemen bloeien-strategie’, het zou veel impactvoller zijn als je dat meer in lijn brengt met elkaar.”

Benut fondsen beter

Volgens Schattorie, Stuiver en Dijkhuis is het essentieel om met een meer geïntegreerde blik te kijken naar wat er nodig is om mensen weer op de been te helpen. Ze benadrukken dat het bedrijfsleven zich medeverantwoordelijk voelt en, mits de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd, bereid is om meer te doen dan nu het geval is. Met andere woorden: er is genoeg potentie voor experimentele innovatie, capaciteit en budget. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om de regie nemen en deze zaken samen te brengen, waarbij ook fondsen beter benut kunnen worden.  
 
Schattorie: “Het aantal toeslagen, budgetten en fondsen voor het verhogen van de bestaanszekerheid en verminderen van armoede is enorm. Veel van deze budgetten blijven echter ongebruikt, bijvoorbeeld uit vrees voor de mogelijke effecten op andere toeslagen en kortingen.”  
 
Dijkhuis: “Onbekendheid en complexiteit van de beschikbare financiële steun is een belangrijke reden. Daarnaast is er in een aantal grote steden een versnipperd aanbod van honderden maatschappelijke initiatieven die zich per wijk en doelgroep op specifieke thema’s richten.” 

Stuiver: “De communicatie over deze regelingen loopt vaak via kanalen die voor (kwetsbare) burgers moeilijk te vinden zijn. Een oplossing zou zijn om bedragen uit fondsen proactief en automatisch toe te kennen aan diegenen die het nodig hebben. De impact hiervan is direct merkbaar.” 
 
Ondanks de politieke onzekerheden is één ding duidelijk: actie is nu nodig. Zelfs een demissionair kabinet kan initiatief nemen door samenwerking te stimuleren, regie te voeren en de beste initiatieven landelijk uit te rollen, menen Schattorie, Stuiver en Dijkhuis. In onderstaande tabel geven zij een aanzet voor de eerste praktische stappen. Want: bestaanszekerheid mag dan een complex politiek vraagstuk zijn, het is vooral een dringende maatschappelijke behoefte waar elke bestuurder vandaag nog mee aan de slag kan. 

Stappen om succesvolle initiatieven op te schalen

Stappen op op te schalen

Emma van der Vet's picture #Citizens&Living
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Hoe brengen we weer lucht in het stikstofvraagstuk?

Featured image

De problematiek rondom stikstof is complex en ingrijpend. Ze is diep verweven met uiteenlopende sectoren, belangen en maatschappelijke discussies. Van de veehouderij tot de industrie, van de woningbouw tot de luchtvaart: de opgave die er ligt is enorm — ook voor overheden. Tegen welke dilemma's lopen zij aan? Hoe is de onderlinge rolverdeling? En welke concrete stappen kunnen overheden zetten om zaken weer vlot te trekken? Een dubbelinterview met Deloitte’s Gijsbert Duijzer, Partner Real Estate bij Deloitte, en Mario Kortman, Director Major Programs Public Sector bij Deloitte.

Gijsbert Duijzer kent de stikstofproblematiek op het platteland van binnenuit. Hij heeft in Wageningen gestudeerd en woont op een boerderij in de Gelderse Vallei: nergens in Nederland is de stikstofopgave groter dan daar. In zijn directe omgeving ziet hij veehouders op dit moment worstelen met hun toekomst-perspectief en signaleert hij veel wantrouwen in de (rijks)overheid.

Mario Kortman heeft uitgebreide ervaring in het begeleiden van complexe en politiek gevoelige dossiers voor de rijksoverheid, onder meer voor de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Financiën. Hij is op z'n best als gangmaker van grootschalige transformaties voor beleidsdepartementen en uitvoeringsorganisaties.

Om te beginnen, waar zit de grootste uitdaging?

Kortman: "In de kern draait het om de vraag: hoe kom je tot een gebiedsgerichte aanpak die werkt? Hoe zorg je dat rijk, provincies en gemeenten elkaar gaan vinden in het belang van de regio? En dat al die verschillende lagen van stakeholders ook echt met elkaar gaan samenwerken? Dat organiseren is bij stikstof al extreem ingewikkeld. In die dynamiek spelen ook technische aspecten een rol. Zoals met wat voor model je stikstof meet en of de uitkomst van zo’n model zwart of wit is. Als je daarover een knoop hebt doorgehakt en een fragiele balans hebt gevonden tussen alle belangen, dan moet je dat ook nog toetsen aan de menselijke maat. Met andere woorden: hoe organiseer je na al die afspraken en modellen en regels ook nog ruimte voor individueel maatwerk? Ga er maar aan staan."

Wat wordt er specifiek van de overheid verwacht?

Duijzer: "Uiteindelijk draait het allemaal om twee vragen: 'Wat wordt het beleid?' en 'Hoe gaan we het uitvoeren?'. In dit dossier hebben we het dan concreet over perspectief en duidelijkheid bieden aan de agrariërs. Als overheid zul je boeren op korte termijn helderheid moeten bieden. Alleen dan kunnen zij onderbouwd keuzes maken. En op de lange termijn zijn betrouwbaarheid en voorspelbaarheid cruciaal, maar wees ook transparant als die helderheid nog niet op alle fronten geboden kan worden."

Bij wie zou de regie moeten liggen?

Duijzer: "Rijk, provincies en gemeenten hebben allemaal een cruciale rol. De rijksoverheid zal stabiele kaders moeten bieden voor de lagere overheden, zodat zij die kunnen invullen. Maar wie gaat er formeel over de natuurvergunning? Dat is de provincie. Zij is het bevoegd gezag dat een uitspraak kan doen over het langjarige perspectief van een boerenbedrijf op een specifieke plek. En die provincies komen net uit de verkiezingen, ze hebben zojuist nieuwe gedeputeerden aangesteld. Zij zitten met veel vragen, kijken naar het rijk, naar het RIVM, naar Europa... Dat helpt niet om snel duidelijkheid te kunnen geven. Ten slotte moeten we ook de rol van de gemeenten niet vergeten, zij zijn degenen die de boeren het best kennen en vaak veel vertrouwen genieten."

Hoe staan we er momenteel voor?

Kortman: "Veel problemen in onze tijd komen neer op het anders inrichten van de balans tussen economische activiteiten en onze natuurlijke omgeving. Dat is niet eenvoudig. Hoe bescherm je het milieu en onze voedselproductie? Hoe versnel je de reductie van uitstoot, maar verlies je geen mensen onderweg? Als rijksoverheid ben je daar niet altijd op ingericht. Veel vraagstukken overstijgen individuele beleidsdepartementen, bevatten interne tegenstrijdigheden die ook in de overheid zelf tot uitdrukking komen of missen een natuurlijke regiepartner in de samenleving. En dan heeft het stikstofvraagstuk nog een eigen minister — wat voor veel andere integrale vraagstukken niet geldt."

"Wat heb je in dit dossier aan consultants die nog nooit een koe van achteren hebben gezien?"

Duijzer: "En laten we niet vergeten: de samenleving zit niet altijd te wachten op een regievoerende overheid. Op het platteland wordt toch vooral met achterdocht naar de plannen uit Den Haag gekeken. Ook niet zo gek, want boerengezinnen worden geraakt in hun bestaanszekerheid en maatschappelijk worden er heel andere verwachtingen uitgesproken richting de boeren. Daar komt nog bij dat de huidige regelingen natuurlijk open staan voor agrariërs die willen stoppen — maar er zijn er heel veel die juist dóór willen. En ook zij staan momenteel op pauze. Ze weten niet óf ze door kunnen, hoe dan en waar. En wat hun buren gaan doen... Mensen weten niet waar ze aan toe zijn."

Vraagt dat om een andere rol van de overheid?

Kortman: "Absoluut. Het rijk moet structureel met onzekerheden leren omgaan. Immers, techniek is ambigu, wetenschap geeft geen eenduidige antwoorden, de spagaat tussen collectieve en individuele belangen groeit... In de afgelopen tien jaar is besturen gewoon veel ingewikkelder geworden. En dat zal ook niet eenvoudiger worden. Daar moeten we ons op instellen. Anders communiceren, anders kijken naar het mandaat van uitvoerders, naar de samenwerking tussen departementen. Dit speelt nu op stikstof, maar eigenlijk op veel méér terreinen, alleen al als gevolg van klimaatverandering."

Duijzer: "Tegelijk moeten we wel, overal waar het kan, die complexiteit zien te reduceren. Anders kom je eenvoudigweg niet uit de startblokken. Op een gegeven moment moet je zeggen: op de plekken waar we kúnnen beginnen met een gebiedsgerichte aanpak, gaan we ook starten. Dat vraagt om bestuurlijk lef: starten met de uitvoering terwijl er nog vragen open staan."

Misschien een gekke vraag, maar wat werkt níet?

Kortman: "We maken het onszelf vreselijk lastig als we met z'n allen blijven zoeken naar die silver bullet, naar die technische uitweg. Vastklampen aan technologische oplossingen is niet de oplossing. En als we ons vastleggen in complexe akkoorden waardoor er geen flexibiliteit meer is: dat werkt ook niet. Het leidt af én het heeft veel ongewenste neveneffecten. Want iedereen die net iets buiten de norm valt, belandt buiten de regeling — terwijl er maar een fractie verschil is met de buren. We moeten realistisch zijn en beseffen dat kleine stapjes voorwaarts soms het maximaal haalbare is."

Duijzer: "En wees daar ook eerlijk over. Veel zekerheden uit het verleden zijn er vandaag niet meer. Neem bijvoorbeeld de bank. Die financierde boeren altijd op basis van twee zekerheden, naast het onderpand: de vergunning en goedgekeurde technologie. Beide staan nu ter discussie. En dat zou best wel eens blijvend kunnen zijn. Alles kan veranderen. En dat geldt voor de overheid net zo. Als provincies nu op zoek gaan naar garanties voor boeren over vijftien jaar, dan gaan ze die niet vinden. We moeten niet vergeten: op dit moment staat de veehouderij praktisch stil. Bij de bank komen vrijwel geen nieuwe financieringsaanvragen meer binnen. Je moet als overheid durven zeggen dat je die duidelijkheid wél kunt geven voor de komende jaren en een richting voor de langere termijn, maar geen zekerheid voor de komende decennia."

En wat werkt wél?

Duijzer: "Momenteel maken we als onderdeel van onze opdracht van het ministerie van LNV een rondgang langs provincies, gemeenten, de georganiseerde landbouw en andere betrokken partijen om de huidige situatie in kaart te brengen. Onze inzet is: laat je niet verlammen door complexiteit. Er zijn voldoende punten waar je wel degelijk duidelijkheid kunt geven en waar je nu al concrete stappen kunt zetten. Ook als die boodschap niet leuk is. Er zijn nu eenmaal plekken waarvan je al weet: op deze locatie kan ik een boer wél perspectief bieden — maar op die andere plek is dat perspectief er gewoon niet. Begin op die punten met het verschaffen van duidelijkheid."

"Stel je als overheid kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."

Kortman: "Precies. Begin klein waar het kan. Durf te starten zonder dat alle problemen al helemaal opgelost zijn. Ga een constructieve dialoog aan, met belangengroepen, banken en boeren, maar mobiliseer ook alle lagen van de overheid. Stel je als regievoerder kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."

Tot slot: zijn er nog do's en don'ts die het stikstofvraagstuk meer lucht kunnen geven?

Kortman: "Een dichtgetimmerd landbouwakkoord of een technische eindwaarde die alles oplost? Dat gaat niet de oplossing bieden in dit dossier. De onzekerheid en complexiteit zijn daar eenvoudigweg te groot voor. Alleen door transparant te zijn over onzekerheden kun je de stikstofproblematiek verteerbaar en hanteerbaar maken. En als je ondersteuning zoekt van consultants, eis dan dat zij niet de materie platslaan in een kortetermijnoplossing — maar duurzaam begrip hebben van jouw uitdaging. Dat ze de strategische problemen snappen én dat ze met praktische, haalbare oplossingen komen."

Duijzer: "Bij Deloitte werken we vanuit begrip van de situatie, de problematiek en de context, zowel op inhoud en techniek als op de dynamiek in het stakeholderveld. Mooi voorbeeld in dit verband: we hebben voor het ministerie van LNV en de provincies de zaakbegeleiders geworven om met de boeren in gesprek te gaan, om samen op zoek te gaan naar een werkbare oplossing. We snappen welk profiel daarvoor nodig is en weten de juiste mensen te vinden. Verder voeren wij verkenningen uit bij alle betrokken partijen. Wat is er nodig om boeren perspectief te bieden? En wat is er minimaal vereist om te kunnen starten met een oplossing? We zijn vooral een verbinder die kan helpen om verbeteringen daadwerkelijk te realiseren en in te richten. Maar daarvoor moet je dus wel die brug kunnen slaan. Want wat heb je in dit dossier aan een consultant die nog nooit een koe van achteren heeft gezien?"

Emma van der Vet's picture #CircularCity
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

De energietransitie vraagt om eerlijkheid en duidelijke randvoorwaarden

Featured image

De energietransitie is een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Nederland heeft tot nu toe goede stappen gezet, maar om de klimaatdoelen te behalen, moet er nog een flinke inhaalslag worden gemaakt. Wat is er nodig en wat is de rol van de overheid in deze transitie? Sander Oudmaijer en Ariën de Klerk, beiden werkzaam bij Monitor Deloitte, doen aanbevelingen gebaseerd op onze onlangs gepubliceerde Energie Transitie Monitor.

We hebben in Nederland de afgelopen decennia goede vooruitgang geboekt, máár om de klimaatdoelen van 2030 en daarna te halen, is er nog een flinke versnelling nodig, constateren Sander Oudmaijer, Director bij Monitor Deloitte, en Ariën de Klerk, Manager bij Monitor Deloitte. Ze baseren zich op de Energie Transitie Monitor (ETM) die Deloitte begin september gepubliceerde. Om de juiste keuzes te kunnen maken, hadden professionals uit de industrie, academici en beleidsmakers al langer behoefte aan een helder beeld en een gemeenschappelijke feitenbasis over de status van de energietransitie. De ETM biedt die huidige stand van zaken over de energietransitie in Nederland en laat zien wat ons te wachten staat. 

Omvang van de Nederlandse emissies

Afbeelding 1

De Klerk: “Tot nu toe hebben we keuzes gemaakt die relatief weinig pijn deden. Het grootste deel van de vooruitgang boekten we door laaghangend fruit te plukken, en mee te liften op ontwikkelingen die zich sowieso al voordeden. Denk aan het terugdringen van de industriële productie, efficiëntiemaatregelen en het feit dat we meer gebruik maken van bestaande technologieën zoals zonne- en windenergie. Om de klimaatdoelen te halen, ontkomen we er niet aan om nu ook keuzes te gaan maken die pijn doen.” 

Oudmaijer: “Om de doelstellingen uit het klimaatakkoord in 2030 te halen, moeten er 570 laadpalen per dag worden geïnstalleerd en moeten er tien emissievrije bussen per week bij komen. Daarbij zouden we de verwarming van 600 huizen per dag moeten elektrificeren en moeten we tot 2050 om de dag één windmolen bouwen. Om dat voor elkaar te krijgen zullen er fundamentele keuzes gemaakt moeten worden.”De Klerk: “De pleisters om kleine tekortkomingen te repareren raken op.”

Vertel het eerlijke verhaal

De rol van de overheid in de energietransitie is dan ook van groot belang, stellen Oudmaijer en De Klerk. De overheid schept de voorwaarden die nodig zijn om de doelen te kunnen behalen, en ze draagt tegelijk bij aan het vertellen van 'het eerlijke verhaal'. Oudmaijer: “Het is belangrijk dat er nu subsidies zijn voor elektrische auto's en allerlei duurzame maatregelen, maar dat houdt een keer op. De energietransitie gaat zowel burgers als bedrijven geld kosten. Dat eerlijke verhaal moet verteld worden.”  

"De vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei."

De Klerk: “Bovendien is het nog vaak een of/of-discussie, maar de vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei. Daarbovenop zijn investeringen in andere vormen van energievoorziening, zoals bijvoorbeeld kernenergie, noodzakelijk. Ook dat is het eerlijke verhaal: het is en/en.”

Oudmaijer: “De ETM laat duidelijk zien wat er moet gebeuren. Een belangrijke vraag is vervolgens hoe je gemeenschappen meekrijgt met al deze ontwikkelingen. Eigenlijk wil niemand een windmolenpark in zijn achtertuin. Als overheid moet je daarom nadenken hoe je dit zo goed mogelijk kan faciliteren. Wellicht moeten de voordelen van wind- en zonne-energie op een directere manier terugvloeien naar bepaalde gemeenschappen, zodat zij enthousiaster worden en meer betrokken raken. Zoals bij het windpark Veur de Wind, waar omwonenden meeprofiteren van het park, in plaats van dat het ze met dwang werd opgelegd.”

De Klerk: “Al dit soort zaken vragen om een heldere visie vanuit de overheid. Het moet voor investeerders en bedrijven duidelijk zijn wat ze van de overheid kunnen en mogen verwachten en hoe die hen kan helpen. De overheid schept duidelijke randvoorwaarden voor de langere termijn. Als we om de dag een windmolen willen bouwen, dan moet onder meer de termijn om een vergunning te krijgen voor de bouw van een windmolenpark vele malen sneller dan nu het geval is.”

Afbeelding 2

Win-winsituaties

We hebben in korte tijd veel werk te doen. Niettemin zijn volgens Oudmaijer en De Klerk de juiste bouwstenen aanwezig om dit succesvol aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan een innovatiecultuur, een al lang bestaande industriële sector en een toonaangevend onderwijssysteem. De uitdaging die voor ons ligt, is om al onze capaciteiten op vernieuwende wijze te orkestreren en de transitie te versnellen op een manier die samenleving, klimaat en economie ten goede komt. 

De Klerk: “Wat je niet wilt is dat bedrijven hun deuren in Nederland sluiten en in een ander land met dezelfde uitstoot verdergaan. De vraag is dus hoe we ervoor zorgen dat we economische daad- en draagkracht houden zonder daarbij onze verantwoordelijkheid ten aanzien van het klimaat te verzaken. Oftewel, we moeten opnieuw kijken wat onze rol is in de energietransitie en waarin we willen investeren als B.V. Nederland. Belangrijk is dat die keuzes passen bij de capaciteit van ons land en hetgeen waar we goed in (willen) zijn.” 

Oudmaijer: “We zijn in Nederland al een tijd bezig met waterstof, mede om de grote industrie te faciliteren. Als we ervoor kiezen om daar vol op in te zetten, dan zou de overheid met een duidelijke visie moeten komen. Stil staan bij vragen als: Op welke type waterstofdragers zetten we in? Waar willen we waterstof wel en niet voor gebruiken, en hoe gaan we dat als overheid faciliteren? De overheid zal een faciliterende rol moeten pakken, zodat bedrijven een afgewogen investeringsbeslissing kunnen maken. Bijvoorbeeld door te zorgen dat er sneller vergunningen worden afgegeven, het duidelijk is waarvoor we het willen gebruiken en door locaties aan te wijzen waar fabrieken gebouwd kunnen worden.”

De Klerk: “Een ander idee is om het North Sea Consortium te versterken door een visie en een uitvoeringsplan te creëren. Dat positioneert de Noordzee als een krachtcentrale van de Noordwest-Europese offshore op het gebied van windenergie- en waterstofproductie. Op die manier zet je Nederland neer als krachtpatser en dient het als een mondiale blauwdruk voor een succesvolle energietransitie.”

Oudmaijer: “Begin hiermee door als overheid een duidelijke visie neer te leggen en samen met het bedrijfsleven pilotprojecten te starten om uit te vinden wat wel en niet werkt. Een iteratief proces waarbij overheid en bedrijfsleven hand in hand de meest succesvolle initiatieven verder brengen, waardoor duidelijk wordt wat daadwerkelijk impact oplevert. De tijd om het laaghangend fruit te plukken is voorbij, het gaat nu om heldere keuzes en concrete acties!”

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Gevraagd: menselijke maat. Hoe de overheid een bijdrage kan leveren aan herstel van vertrouwen

Featured image

Deloitte experts Channa Dijkhuis en Franklin Heijnen delen in deze whitepaper hoe de overheid een bijdrage kan leveren aan het herstel van vertrouwen en hoe de menselijke maat een verschil kan maken.

Vertrouwen is de startmotor voor dingen die vanzelf lijken te gaan. Dat de auto zal starten en de tram zal rijden. Dat de collega's zich op tijd melden voor de meeting. Zonder vertrouwen raken processen geblokkeerd. Als dat op grote schaal gebeurt, gaat er maatschappelijk heel veel mis.

Deze whitepaper gaat over de vicieuze cirkel van wantrouwen — en hoe we die vanuit de overheid kunnen doorbreken. Hoe de menselijke maat een bijdrage kan leveren aan herstel van vertrouwen en welke zaken daar een rol bij spelen.

Want hoe belangrijk instituties, wetten en procedures ook zijn: uiteindelijk gaat het om mensen en relaties. Precies daarom is de menselijke maat de onmisbare norm bij alles wat we doen.

Er ligt een grote uitdaging. Overheden zullen het goede voorbeeld moeten geven. We zullen het moeten aandurven om vertrouwen te geven, voordat we het krijgen. En op de weg daarnaartoe zijn veel obstakels te overwinnen. Maar gelukkig hoeft niemand dat werk alleen te verrichten. Herstel van vertrouwen kan alleen in samenspel gebeuren.

Want in één ding hebben wij het volste vertrouwen: de menselijke maat mag bescheiden zijn — het resultaat is groots.

Download onze whitepaper voor diepgaande inzichten in het herstel van vertrouwen en de cruciale rol van de menselijke maat.

Emma van der Vet's picture #Citizens&Living
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Aanpak woningtekort: Begint met regievoering, verbinding en vereenvoudiging

Featured image

De gevolgen van de woningnood manifesteren zich op vele manieren, van studenten en dertigers die nog bij hun ouders wonen tot mensen met een middeninkomen die tussen wal en schip raken, en dak- en thuislozen zonder nachtopvang. Onbetwistbaar is dat huisvestingsproblemen en het ontbreken van een stabiele woonsituatie grote sociaaleconomische gevolgen met zich meebrengen, waaronder impact op werk, gezondheid en onderwijs.

Het is dan ook niet verrassend dat het woord 'bestaanszekerheid' vaak voorkomt in diverse verkiezingsprogramma's. Het vraagstuk is urgenter en nijpender dan ooit. Er is een behoefte aan 900.000 woningen vóór 2030 vastgesteld. Daarnaast stijgt het huidige woningtekort dit jaar van 3,9 procent naar 4,8 procent, grotendeels als gevolg van toenemende migratie, ouderen die langer thuis blijven wonen en het feit dat er steeds minder mensen samen in een huis wonen.

Hoe pakken we het woningtekort aan?

In reactie op het oplopende woningtekort zei demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening): “We moeten met meer tempo en meer regie, meer betaalbare huizen gaan bouwen.” Maar: hoe doe je dat in zo'n complex krachtenveld?

Lennert Middelkoop en Gijsbert Duijzer leiden het Deloitte Real Estate team dat zich bezighoudt met alles rondom woningbouw. Momenteel werken ze in opdracht van het ministerie van BZK onder meer aan het versnellen van de realisatie van tijdelijke huisvesting.

Middelkoop: “Dat is ontstaan vanuit het idee dat we, naast analyses en diepgravend onderzoek, vooral de noodzaak zagen om te helpen bij het tekort aan realisatiekracht.”Duijzer: “We staan nu met onze voeten in de klei en zijn inmiddels betrokken bij zo'n 230 woningbouwprojecten door heel Nederland. We helpen onder meer woningcorporaties, bouwers, gemeentes, provincies, nutspartijen, en kijken wat er nodig is om de projecten van de grond te krijgen en richting realisatie te brengen. We spreken iedereen, werken met alle partijen samen, en maken op die manier verschil.”

Knelpunten

Duijzer en Middelkoop benadrukken dat het een complex vraagstuk is. Ze zien vier belangrijke knelpunten die de realisatie van huisvesting bemoeilijken. Draagvlak en locaties is een eerste punt. Middelkoop: “We merken dat er op bestuurlijk, politiek en maatschappelijk niveau vaak discussie en terughoudendheid is om bepaalde locaties toe te wijzen aan aandachtsgroepen, zoals arbeidsmigranten.” Duijzer: “Ruimte is schaars en er is altijd wel een reden te bedenken waarom er iets anders op een bepaalde plek moeten komen. Zeker als het gaat om mensen die momenteel niet tot de gemeenschap behoren van een bepaalde gemeente.”

Een tweede knelpunt is de business case die, zowel voor tijdelijke als reguliere huisvesting, op dit moment vaak niet rond te krijgen is. Duijzer: “Oorzaken zijn onder meer de stijgende rente en de hoge grond- en bouwkosten, waardoor de kosten van woningen te veel stijgen. Tegelijkertijd kun je de huurprijzen in de sociale huursector nauwelijks verhogen. Bovendien worden locaties nu vaak tijdelijk vergund voor een periode van maximaal 15 jaar, wat onduidelijkheid schept over de toekomst van deze woningen. Dit resulteert in een negatieve business case.”

Ruimtelijke ordening is een derde knelpunt. Duijzer: “De regelgeving rondom ruimtelijke ordening was al ingewikkeld, en de nieuwe omgevingswet zal bij veel gemeenten waarschijnlijk eerst vooral tot onzekerheid en vertraging leiden.” Middelkoop: “Iedereen heeft het recht er iets van te vinden, en er spelen vaak veel belangen. Denk bijvoorbeeld aan de regels voor bezwaar en beroep of de flora- en faunawet. Het is belangrijk dat we regelgeving hebben voor dit soort zaken, het gaat immers over belangrijke thema's als leefbaarheid en duurzaamheid, maar op dit moment ontbreekt een integrale uitvoering.”

Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen. Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor elektriciteitsaansluitingen.”
Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen.

Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan
materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor
elektriciteitsaansluitingen.”
 
"Om verschil te maken als overheid, moet je een uitvoerende regie pakken."

deloitte-nl-gijsbert-duijzer-inline.webp

Actieve betrokkenheid bij projecten

De grote vraag is hoe je binnen dit krachtenveld laveert en vooral wat dan wel werkt in de aanpak van het woningtekort. Als je als overheid verschil wilt maken, moet je een uitvoerende regie pakken, stellen Duijzer en Middelkoop. “Sturen door actief betrokken te zijn bij projecten”, zegt Duijzer. “Alleen op die manier kun je eigenaar worden van het probleem en echt snappen wat er in praktijk speelt. Actieve betrokkenheid legitimeert bovendien het beleid en helpt om de echte knelpunten te identificeren. Dat heeft tot gevolg dat je beleid en interventies kunt ontwikkelen die echt iets oplossen.”

Middelkoop: “Regie vanuit de Rijksoverheid is nodig. Als het gaat om draagvlak en locaties is het een illusie om te denken dat gemeenten daar alleen doorbraken zullen forceren. Daar ligt een taak voor de hele overheid.”
Duijzer: “De overheid moet locaties aanwijzen, maar dat moet wel hand in hand gaan met de uitvoering. Als je als Rijksoverheid actief en constructief betrokken bent bij de realisatie van woningbouwprojecten, en op basis daarvan locaties aanwijst, is dat veel effectiever en zal dat meer geaccepteerd worden dan wanneer je op afstand beleid formuleert.”

Middelkoop: “Een bindend beleidskader dat aanwijzen mogelijk maakt, heeft bovendien tot gevolg dat het voorspelbaar wordt waar in Nederland voor welke ruimtelijke invulling gekozen wordt. Daar is veel behoefte aan, ook bij professionele partijen die nu vaak moeten anticiperen op vele mogelijkheden en dan terugdeinzen voor grote investeringen zoals een robotlijn in een woningfabriek.”

Problemen vereenvoudigen

Volgens Duijzer en Middelkoop is er naast sturing en betrokkenheid bij de uitvoering van projecten nog een belangrijke rol weggelegd voor de Rijksoverheid: het verminderen van complexiteit. Middelkoop: “Bij de 230 projecten waar we bij betrokken zijn, zijn we continu bezig met het aanpakken van alle beren op de weg. We nemen elk probleem afzonderlijk ter hand en proberen het op te lossen."

"Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een woning sneller neer te zetten?"

Duijzer: “Projecten lopen vaak vast door een overvloed aan uitdagingen. Het werkt echt om deze één voor één te lijf te gaan. Daarbij is het wel van belang dat alle partijen samenkomen, lef tonen en bereid zijn om concessies te doen.”Middelkoop: “Naast het geven van richting en het begrijpen van de lokale situatie, is het eveneens de taak van de Rijksoverheid om alle relevante partijen bijeen te brengen om samen te zoeken naar oplossingen. Het klinkt zo simpel, maar we merken vaak dat mensen soms jaren over elkaar kunnen praten, terwijl ze elkaar amper kennen.”

Het is verre van makkelijk om Nederland op een goede manier in te richten als het gaat om woningbouw. Middelkoop en Duijzer zeggen daarom: draai het om. Als het zo complex is op een plek, ga dan naar die plek toe om te praten met de betrokken partijen. Middelkoop: “Voer regie, zodat de uitvoering daar baat bij heeft, en niet andersom. Geef bindend richting en help waar nodig. Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een bepaald type woning sneller neer te zetten? En pas dáár vervolgens je randvoorwaarden, beleid en regie op aan.”

Duijzer: “Regie en uitvoering zijn niet los van elkaar te zien. Als je draagvlak wilt creëren voor die regierol, hoort uitvoering daar altijd bij. Durf je te verhouden tot individuele projecten en ga ermee aan de slag. De rest volgt vanzelf. Na een bezoek aan een bouwkeet, gemeentehuis, woningcorporatie of participatieavond, ga je altijd naar huis met het idee: het kan anders, simpeler, en minder complex.”

Emma van der Vet's picture #Energy