Brits econoom Kate Raworth (HvA Professor of Practice), bekend van de Donuteconomie, en lector Circulair ontwerpen en ondernemen Inge Oskam (HvA Centre of Expertise Urban Technology) interviewen elkaar over de circulaire economie, Donutstad Amsterdam en systeemverandering op regionaal niveau. ‘We moeten multinationals in de grootste circulaire stad Amsterdam bij elkaar krijgen en vragen: wil je bij de stad blijven horen, hoe ga je dan bijdragen aan onze circulaire doelstellingen? Amsterdam kan de éérste stad te zijn die dit doet. Meer zullen volgen.’
KR: Nederland heeft hoge ambities: In 2030 de helft minder verbruik van grondstoffen, in 2050 moeten jullie volledig circulair zijn (Grondstoffenakkoord van 2017). In hoeverre drijven deze kaders en grenzen innovatie in Amsterdam?
IO: Ik zie het akkoord en de doelstellingen als heilige graal, waar de organisaties die eraan meedoen motivatie en ambitie uit putten. 180 partijen ondertekenden het Grondstoffenakkoord. Van kennisinstellingen tot gemeenten en particuliere bedrijven. De regering en gemeenten namen het akkoord over als beleid, bedrijven en ondernemers als doelstelling. Alle stakeholders voelden de noodzaak om deze richting op te gaan.
KR: Ik ken geen ander land die circulaire ambities zo integreert in beleid als Nederland.
IO: Dat heeft denk ik te maken met ons welbekende ‘poldermodel’; we willen vaak rekening houden met iedereen. Daarnaast hebben we in Nederland een grote creatieve industrie die kundig is in het schetsen van toekomstscenario's, altijd met inachtneming van duurzaamheid. Dat zit in ons dna, kun je misschien wel zeggen. Die Nederlandse mentaliteit en het gedeelde begrip zorgen er volgens mij voor dat we collectief ons best willen doen. En dat terwijl niemand echt weet wat de circulaire economie en een afvalloos 2050 omvat.
KR: Ook weinig mensen weten goed uit te leggen wat de Donuteconomie inhoudt, haha. Het is een model dat door verschillende organisaties omarmd wordt, maar waar vaak nog concrete invulling aan gegeven moet worden.
Kate Raworth beschrijft in haar boek 'Donuteconomie' een economisch model waarin de ecologische grenzen van de aarde worden gerespecteerd. Zij gebruikt een donut om de balans tussen sociale voorspoed van mensen (de binnenste ring) en het tegengaan van aantasting van het klimaat (de buitenste ring) weer te geven. Voor het welzijn van mens en natuur is het belangrijk dat de juiste balans (de donut) wordt gevonden. In samenwerking met de gemeente Amsterdam ontwikkelde zij de Stadsdonut voor Amsterdam. Hierin wordt de stad bekeken vanuit vier perspectieven: sociaal, ecologisch, lokaal en mondiaal.
IO: Maar het Donutmodel biedt wel handvatten voor de transitie naar een circulaire economie. Het helpt je te kijken naar álle waarden die binnen een circulaire economie belangrijk zijn: zowel ecologische als economische en sociale waarde. Dat laatste wordt nog wel eens vergeten. Waar het Nederlandse beleid focust op materialen, gebouwen, infrastructuur, combineert gemeente Amsterdam, met haar Stadsdonut voor Amsterdam, dat met de sociale waarden; het gehele systeem. Zij betrekken alle stakeholders die daarvoor nodig zijn.
Wat voor mogelijkheden zie jij voor de circulaire economie op regionaal- of stadsniveau, zoals de toepassing van Stadsdonut voor Amsterdam?
KR: Amsterdam heeft een enorm bereik en vele mogelijkheden. Kijken we naar de multinationals, dan willen ze allemaal een winkel in Amsterdam hebben. Van Zara tot Apple. En als stad met een duidelijke circulaire strategie, indrukwekkende regelgeving en integriteit, dan denk ik dat je sneller een open gesprek kan voeren met de grote merken in de belangrijkste winkelstraten. Nodig de multinationals uit, wijs ze op het Grondstoffenakkoord en vraag ze hoe zij denken bij te dragen aan het collectieve belang. Hoeveel kleding of elektronica verkoop je, waar gaat het plastic heen, wat doe je met reststromen?
Ik heb het vaak over twee verschillende visies van circulariteit die zich kunnen voordoen. Een is wat ik noem siloed circularity, waarin individuele bedrijven zelf de producten of materialen terugnemen, repareren en hergebruiken. Dan houd je een gesloten kringloop, waarin bestuur en productie uitsluitend intern opereren. De ander is een circulair ecosysteem, een transparante markt met gezamenlijke waarden. Waarin we onderling data delen over wat voor materialen er zijn, waar die zich bevinden, wat er binnenkomt en uitgaat. Het verschil zit dus in de structuur: intern handelen tegenover een samenwerkend ecosysteem. Amsterdam, als eerste stad met duidelijk gedocumenteerde circulaire ambities, heeft de kracht om competitieve bedrijven bij elkaar te krijgen om richting een circulair ecosysteem te bewegen.
Maar één stad alleen gaat niet dé reden zijn om circulaire doelstellingen door te zetten in de honderden andere steden waar zij hun winkel hebben staan. Maar, je gaat wel de éérste stad zijn die deze vraag stelt. En als ze slim zijn, dan weten ze dat andere steden er ook naar gaan vragen.
IO: In Nederland zijn we net begonnen met het voeren van deze gesprekken met en tussen de bedrijven. En alhoewel ons nationale beleid een goede ontwikkeling is, denk ik dat de regelgevingen soms ook in de weg staan. Er is onderzoek gaande tussen steden om inzichten te krijgen in wat voor regelgeving beperkend werkt, denk aan bepaalde grondstoffen of materialen die een officieel label ‘afval’ krijgen waardoor je het niet meer als bron mag gebruiken, en hoe de huidige regelgeving zo aan te passen dat het juist stimuleert. Het zit nu nog soms samenwerking en daarmee algehele systeemverandering in de weg. We zitten echt nog in de voorontwikkelingsfase van de circulaire transitie.
KR: Vertel eens, van wat voor circulaire initiatieven in jouw omgeving word jij enthousiast en waar liggen kansen?
Ik zie kansen in overstappen van producteigendom naar materiaaleigendom binnen de circulaire economie. Een shift van siloed circulairty-bedrijven die hun eigen gemaakte producten terugnemen en daar nieuwe producten van maken, met de kans dat bepaalde materialen verloren gaan; naar specialistische bedrijven die nadenken over de levenscyclus van een materiaal en de meerdere toepassingsmogelijkheden in de cyclus. Dat creëert nieuwe businessmodellen en compleet nieuwe bedrijven. Zij moeten samenwerkingsverbanden aangaan met een variëteit aan producenten door ze als het ware materialen te leasen.
KR: Met wat voor materialen zie je dit de komende jaren gebeuren?
IO: Begin met materialen die erg schaars zijn. En materialen waarmee de waarde behouden kan worden, zoals hout en metaal. Materialen die meerdere levens kunnen hebben en waarvoor minder werk nodig is om dat te realiseren.
Daarnaast word ik enthousiast van de groeiende hoeveelheid initiatieven van ontwerpers en kunstenaars die nieuwe dingen maken van gebruikte materialen. En de nieuwe manieren waarop verkooppunten deze producten op de markt kunnen brengen. Hun verhalen vind ik interessant en zijn essentieel voor de transitie naar een circulaire economie. Ze kunnen iets vertellen over de herkomst van het nieuwe product. Dat creëert bewustzijn over de waarde van afval bij consumenten. Betrek daarom de burgers en consumenten, zij moeten andere producten willen en daar naar vragen. Maak ze onderdeel van de circulaire doelstellingen van de stad, bedrijven en andere organisaties.
KR: Gerelateerd aan verhalen over hergebruikte producten, denk ik ook dat de circulaire economie een zeer creatieve kan zijn. Kijk naar de vele restaurants of koffiezaakjes die vroeger een fietsenwinkel waren, mensen houden van nieuwe bestemmingen voor afgedankte maar waardevolle producten en materialen. De witty ways waarop ze de herkenbare, historische lagen in de nieuwe zaak zichtbaar houden, zoals een oude houtstructuur of fietselementen. Net als een oud kledingstuk van je moeder waarvan jij een rok hebt gemaakt. We houden van die speelsheid en verhalen. Daar liggen kansen!
Ik word nu met name enthousiast om in Amsterdam een ‘Dialogue Day’ te beginnen! Breng alle grote bedrijven bij elkaar, van supermarkten tot kledingwinkels. We heten je welkom in onze stad met een winkel, maar vertel: wat ga jij doen om kracht achter de circulaire transitie en onze doelstellingen te zetten, zodat je bij de stad kan blijven horen? Ik denk dat dat een zeer krachtige boodschap is.
IO: Ik denk dat het heel interessant is om dat met meerdere steden samen te doen, die bijvoorbeeld ook het Donutmodel gebruiken.
KR: Topidee! Ik wil graag hun verhalen horen. Dus breng internationale bedrijven in die steden samen om in gesprek te gaan over wat zij gaan bijdragen. Hoe zij willen ‘transformeren’ om onderdeel uit te maken van onze collectieve circulaire reis. Van Amsterdam tot Kopenhagen, Brussel, Nanaimo, Californië. Zij beginnen net met ontzettend mooie initiatieven.
IO: Dat zou fantastisch zijn. Laten we uitzoeken hoe we dat kunnen realiseren!
HvA & de Week van de Circulaire Economie
Hoe versnellen we de circulaire transitie? In het kader van de Week van de Circulaire Economie staan lectoraat Circulair ontwerpen en ondernemen en de Digital Production Research Group van Centre of Expertise Urban Technology en Faculteit Techniek in het teken van een andere kijk op produceren én consumeren. Dagelijks licht de HvA onderzoeken, masterclasses en studentenprojecten uit die de transitie naar circulaire steden een boost geven.