Stay in the know on all smart updates of your favorite topics.
Sustainable energy is the future. The city of Amsterdam has the ambition to provide every citizen with a solar panel in the next years. How do you contribute? Share your innovative initiatives on energy here.
In Residence Open Events program 2025
Entrepreneurs test innovations during SAIL and Marathon
Public events like SAIL and the Marathon draw millions of visitors to Amsterdam. These events often take place in central locations where large crowds gather. As a result, various logistical arrangements need to be made, such as providing food and drinks, public toilets, and temporary modifications to streets. These situations pose sustainability and accessibility challenges for the city. However, they also make these events ideal testing grounds for innovations.
Testing with the city and event organizers
The In Residence program offers entrepreneurs the opportunity to test their innovations during public events. They work closely with event organizers, the City of Amsterdam, and an experienced mentor. Additionally, funding is available to support the pilot. If the innovation proves to benefit the city, the municipality may purchase it after the program.
Applications are open from October 1 to November 17. Selected entrepreneurs will prepare their pilot in early 2025, and most pilots will take place during the summer events, especially during SAIL 2025.
Apply via the website: https://innovatiepartners.nl/project/in-residence-open-evenementen-2025
Amsterdam 750th anniversary year
This is the second round of the In Residence Events program. During the 2024 event season, nine entrepreneurs tested their innovations, including at Pride Week, the Marathon, and the Dam tot Dam Run. If successful, innovations from both rounds of the program may be implemented during the events of Amsterdam’s 750th anniversary celebrations.
Interested or any questions? You can get in touch with Mark Stoevelaar (mark.stoevelaar@amsterdam.nl)
Photo: Edwin van Eis
Kennisland-podcast #1: geen vernieuwing zonder ongemak
Geen vernieuwing zonder ongemak. Maar durven vernieuwers het ongemak zelf in de bek te kijken? En wat kunnen we daarvan leren? In deze podcastserie ter ere van 25 jaar Kennisland gaan we in gesprek met sociale vernieuwers over scheve machtsverhoudingen, schijnparticipatie, gebrek aan diversiteit, preken voor eigen parochie, haperende verdienmodellen, de paradox van vernieuwing en andere olifanten in de kamer waar wíj het juist wel graag over willen hebben. In deze eerste aflevering gaat Marieke van Doorninck in gesprek met Tofik Dibi.
Eerste gast: Tofik Dibi
Tofik is een Marokkaans-Nederlandse oud-politicus, schrijver, activist en sinds 2018 bestuursadviseur van het stadsdeel Nieuw-West in Amsterdam. Hij richt zich onder andere op het vergroten van kansen van jongeren in grote steden. Tofik staat bekend om zijn gedrevenheid en is niet bang om de knuppel in het hoenderhok te gooien. Regelmatig zorgt hij met scherpe tweets voor reuring op X. Hij is bovendien lid van onze Raad van Advies. Marieke van Doorninck, directeur van Kennisland, gaat met hem in gesprek over ongemak en vernieuwing.
> “De realiteit vraagt soms om een bittere toon.”
Ongemak inzetten en toch verbinden
Ze praten over hoe je ongemak kunt inzetten om de status quo te bevragen en de gevestigde orde uit te dagen. Belangrijk daarbij is om tegelijkertijd comfort te bieden. Ongemak werkt het beste in een veilige setting. Hoe kun je de confrontatie aangaan zonder de ander te verliezen?
Luister de podcast (28 minuten) via onderstaande link.
Ondernemers met duurzame oplossingen gezocht voor aanbesteding
De aanbesteding Scale Up Toekomstbestendige kunstgrasvelden is gepubliceerd. Met het project dagen de gemeenten Amsterdam en Haarlem ondernemers uit om duurzame oplossingen op kunstgras sportvelden toe te passen. De inschrijving hiervoor sluit op 17 juni 2024 om 14.00 uur.
De genoemde gemeenten zijn op zoek naar partijen met innovaties op het gebied van: duurzame energie, klimaatadaptie, circulariteit of slim en schoon bouwen. De duurzame oplossingen willen ze vervolgens toepassen bij de vervanging en nieuwe aanleg van kunstgras sportvelden. Naar verwachting staan er de komende tien jaar meer dan 200 velden op het programma. Hiermee wordt verwacht een grote bijdrage te leveren aan de doelstelling van de gemeenten Amsterdam en Haarlem om in 2050 een klimaatneutrale stad te zijn.
Doe mee!
Doe mee met dit project en schrijf je in voor de aanbesteding op Mercell.
Kijk voor meer informatie op de website van het project of stel je vraag door een e-mail te sturen naar sportveldvandetoekomst@amsterdam.nl.
Disclaimer: Het project wordt medegefinancierd door het LIFE Programme van de Europese Unie. Noch de Europese Unie, noch de subsidieverlenende autoriteit kan voor de inhoud van het project verantwoordelijk worden gehouden. Aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend, de aanbestedingsdocumenten zijn leidend.
Reducing Carbon Footprints: Erasmus MC Leads the Way to Climate-Neutral Hospitals
The healthcare sector is responsible for approximately 7% of all greenhouse gas emissions in the Netherlands. How can a hospital become climate-neutral?
The first step on the sustainability journey is to measure the organization’s carbon footprint. A precise carbon footprint is crucial for setting impactful and realistic targets, and for aligning with regulations and Green Deal Healthcare 3.0.
In support of Erasmus Medical Center's sustainability goals to reduce its CO2e emissions by 55% by 2030 and to achieve climate neutrality by 2050, Metabolic mapped its carbon footprint, focusing on scope 1, 2, and 3 emissions.
💡A sneak peek: 60% of Erasmus’ CO2e footprint results from indirect emissions from purchased goods and services, such as medicines.
Erasmus MC is one of the first hospitals to use this method to map emissions across all its operations. This research provides the hospital—and the entire sector—with insights into emission hotspots and highlights potential areas for impactful sustainability interventions.
Explore Metabolic's work with Erasmus in the link below
Interested in learning more about carbon footprint assessment? This is for you: https://bit.ly/3UUdMHf
#sustainability #carbonfootprintassessment #environmentalimpact #sustainablehealthcare
Samenwerken aan transitievraagstukken; wat is er nodig? - Opbrengsten van het Amsterdam Smart City partnerdiner 2024
Als Amsterdam Smart City netwerk bijten we ons vast in complexe stedelijke transitievraagstukken. Ze zijn complex omdat doorbraken nodig zijn; van kleine doorbraakjes, tot grotere systeem doorbraken. Denk aan bewegingen rond; organisatie-overstijgend werken, domein-overstijgend werken, en van competitief naar coöperatief. Als netwerk zetten we samenwerkingsprojecten op waarin we gaandeweg ondervinden met wat voor barrières we te maken hebben en wat voor doorbraken er nodig zijn.
Tijdens ons jaarlijkse Partnerdiner op 2 april, hadden we het samen met eindverantwoordelijken van onze partnerorganisaties over de strategische dilemma’s die spelen bij transitievraagstukken. Als gespreksstarters gebruikten we onze lopende onderwerpen van 2024: De coöperatieve metropool, de ondergrond, de circulaire metropool en drijvende wijken. De gesprekken aan tafel gingen echter over wat er aan de basis staat van het werken aan transitievraagstukken. Zo ging het bijvoorbeeld over; het samenwerken aan visies en scenario’s, leiderschap, burgerlijke ongehoorzaamheid en de kracht van coöperaties. In dit artikel bespreek ik beknopt een aantal onderwerpen die onder de aandacht werden gebracht door onze gasten.
Belangen en visie organiseren
Bij een vraagstuk of onderwerp als de ondergrond, gaan we het al snel hebben over de data en de oplossingen. Dat is ‘te makkelijk’. Technisch gaat het allemaal wel kunnen, maar als we daar te snel beginnen met de oplossing lopen we over een aantal jaar weer vast. Het is belangrijk om eerst een stapje terug te doen en een gedeeld belang en gedeelde visie te organiseren.
Hoe je belanghebbenden verzamelt, en de methode om tot een gedeelde visie te komen, dat is wat meer aandacht verdient. Neem het ondergrond vraagstuk als voorbeeld. Op welke schaal organiseer je daarvoor de belanghebbenden? Aan de oppervlakte hebben we Gemeentelijke en Provinciale grenzen, maar in de ondergrond liggen netwerken van kabels en leidingen die op andere schaal zijn geïnstalleerd en hebben we te maken met bodemtypologieën met verschillende behoeften.
Samen voorstellen en voorspellen
Dat waar je naartoe wilt werken, dat moet van iedereen voelen. Het is belangrijk om een setting te creëren van gedeeld eigenaarschap, waarin iedereen zich ook gehoord voelt, en dat je voelt dat de mensen met wie je gaat samenwerken ook voor jouw belangen op zullen komen. Om samen tot een visie te komen, is het belangrijk om te werken aan scenario’s en die samen te doorleven. Je moet het dan niet alleen hebben over waar je heen wilt, maar ook uitwerken wat er gebeurt als je niets doet of als het helemaal verkeerd uitpakt.
De scenario’s zouden op waarden moeten rusten. Het beeld wat bij de scenario’s hoort is veranderlijk, maar de waarden niet. Samen ben je continu in samenspraak over wat de waarden betekenen voor het verhaal dat je creëert.
Leiderschap en een interdisciplinaire werkwijze
Transitievraagstukken en bovenstaande aanpakken verdienen een bepaald soort leiderschap. Zo zou een leidinggevende bijvoorbeeld een veranderlijke en faciliterende houding moeten tonen, en moet hij/zij vanuit waarden werken die inspireren en verbinden. Het zou meer moeten gaan over het faciliteren van doeners, het stimuleren van doelgericht samenwerken in plaats van taakgericht en ruimte bieden voor menszijn en persoonlijke expertises. Met dit laatste wordt verwezen naar een stukje burgerlijke ongehoorzaamheid. Om dingen die we belangrijk vinden in gang te zetten moeten we soms even los kunnen denken van onze organisatiestructuren en functies. We zouden wel wat vaker mogen appelleren aan ons menszijn.
Meer faciliteren en minder hiërarchie helpt ons om beleid en praktijk dichter bij elkaar te brengen, en om van competitief naar meer coöperatief te bewegen. Als je naar de uitvoering gaat mag de kracht verplaatsen naar de uitvoerders. De machtsverschuivingen tussen leidinggevenden en de doeners, met specifieke rollen en expertises, mag in een constante wisselwerking rond gaan.
Ook interdisciplinair samenwerken aan transitievraagstukken zal nog meer moeten worden gestimuleerd, en misschien wel de norm moeten worden. Bij overheden en bestuurders bijvoorbeeld, zijn transitie thema’s verdeeld over domeinen als energie, mobiliteit, etc. maar de vraagstukken zelf zijn domein overstijgend. Als voorwaarde zou je kunnen stellen dat je altijd twee transities aan elkaar moet koppelen. We zouden meer inspirerende voorbeelden moeten laten zien waarbij verschillende domeinen en transities aan elkaar worden gekoppeld, door bijvoorbeeld overheden.
Publiek-privaat-civiel
Publieke, private en civiele partijen zouden nog meer naast elkaar aan tafel mogen, in plaats van tegenover elkaar. Bedrijven kunnen verzuild zijn, of zich zo voelen, en zouden nog meer om zich heen kunnen kijken en samenwerken. Niet alleen met overheden, maar ook met civiele organisaties. Er zijn vaak meer gezamenlijke belangen dan we denken.
In een beweging naar niet-competitief samenwerken kunnen coöperaties een belangrijke factor zijn. Wanneer je meer autoriteit bij coöperaties neerlegt, weet je zeker dat er in de basis voor een wijk, een stad, haar inwoners, een publiek belang wordt gewerkt. Er liggen dan ook veel kansen bij een faciliterende houding vanuit de overheid naar coöperaties toe, en in de samenwerking tussen bedrijven en coöperaties.
Er zijn tijdens dit diner veel onderwerpen aan bod gekomen waar we met het netwerk mee aan de slag kunnen in onze programmering. De input wordt gebruikt voor onze lopende vraagstukken en we gaan de komende tijd in gesprek met partners om te kijken of we van start kunnen met verdiepende sessies of het ontwikkelen van methoden op (enkele van) deze onderwerpen.
<em>Wil je doorpraten over deze onderwerpen, met ons - of een van onze partners? Mailen kan naar pelle@amsterdamsmartcity.com*</em>
Demoday #23: Co-creating with residents in the heat transition
The heat transition is in full swing. Municipalities want their residents off the gas and want them to switch to renewable sources of heat. Unfortunately, heat grids have often led to frustrated residents. Which in turn has led to delayed or cancelled plans for the municipality.
Dave van Loon and Marieke van Doorninck (Kennisland) have looked into the problems surrounding heat grids and came up with a plan. In this Demoday work-session we dived into the problems surrounding heat grids and their plan to solve them. The session was moderated by our own Leonie van Beuken.
Why residents get frustrated with heat grid plans
Involving residents in the planning of a heat grid is difficult. It takes a lot of time and effort and the municipality is often in a hurry. This is why they choose for a compromise in which they already make the plan, but try to involve citizens at the end part. However, this leads to residents not having anything to say in the plans. They can block the plans, but they can’t really make changes. This leads to a lot of dissatisfaction.
This top-down approach doesn't seem to be ideal for involving residents in the heat transition. That's why Kennisland is working on developing a plan for early collaboration with residents in the heat transition of neighbourhoods, with a focus on connecting with the community's concerns.
They have seen that this kind of approach can be successful by looking at the K-buurt in Amsterdam-Zuid-Oost. In the initial stages, the first plan for the K-buurt didn't gain much traction. However, when they shifted towards a more collaborative approach, people felt empowered to engage, leading to a more meaningful participation process. Instead of traditional town hall meetings, discussions took place in community spaces like the local barber shop. This shift towards genuine participation and co-creation has resulted in a much-improved end product, one that residents truly support and believe in.
The plan for co-creation in the heat transition
The plan that Kennisland came up with consists of a few key points that are necessary for success:
• Engage with residents early on in the process.
• Also consider other issues in the neighbourhood. There might be more pressing concerns for the residents themselves.
• Ensure accessibility for everyone to participate.
• Truly collaborate on developing a list of requirements.
• Harness creativity.
• Work in a less compartmentalized manner.
They aim to form a neighbourhood alliance and organize a community council. Together a plan can be made for the neighbourhood that all residents can get behind.
This plan might take a bit longer at the start, but that investment in time will pay itself back in the end.
SWOT analysis of co-creation plan
After Dave and Marieke explained their plan we did a SWOT analysis with the group. We looked at the Strengths, Weaknesses, Opportunities, and Threats of the plan.
The main strength that was pointed out was the ability to make a plan together with the residents. The residents experience the neighbourhood differently than a government official, which makes the final plan more beneficial to everyone.
The weaknesses the group saw in the plan were mainly that this could potentially slow down the process. Should we maybe do less participation instead of more and use force to get this heat transition going?
There were a lot of opportunities identified for this plan. The quality of the plan (and the neighbourhood) can greatly increase. By slowing down at the start we can actually accelerate and improve the neighbourhood on many levels. This plan also offers a great learning experience.
Finally, we went into the threats. One of the big threats that was pointed out was the lack of trust. If residents don’t trust the municipality and the process then it will never be possible to let this plan succeed. The explanation to residents also needs to be understandable. The explanation around a heat grid can get technical very quickly, and residents often don’t have the background to understand everything. The last threat that was pointed out was that if you get a lot of input from the residents for the plan, you also have to do something with that, and still be realistic. You have to work hard to manage expectations.
We completed the session by asking the participants if they knew any partners and places to collaborate with for this plan, or if they had any other ideas to make this plan successful.
We would now like to ask the same questions to you! Do you know someone who would like to partner up with Kennisland, do you know a place where this plan can be tested, or do you have any other ideas? Let us know by contacting me at noor@amsterdamsmartcity.com.
Ondanks congestie toch bedrijvigheid op Schiphol Trade Park
Wat in oktober 2020 begon als een urgent probleem – in het gebied waar Schiphol Trade Park in ontwikkeling was was geen extra transportcapaciteit meer mogelijk en de geplande bouw en uitbreiding moest noodgedwongen stoppen – is inmiddels opgelost. Onze baanbrekende virtuele netoplossing is daar nu namelijk ruim twee jaar in werking, en met succes: de bedrijven op Schiphol Trade Park zijn operationeel, breiden uit, en elektrificeren ondanks de netcongestie in het gebied.
Congestie op Schiphol Trade Park
Een blik op de congestiekaart maakt duidelijk dat Schiphol Trade Park in een door congestie grotendeels op slot gezet gebied ligt. Op het middenspanningsnet is geen extra capaciteit beschikbaar voor het transporteren van elektriciteit. Dat betekent dat er niet meer ontwikkeld wordt: een bedrijf krijgt namelijk wel een aansluiting, maar geen transportcapaciteit. Dit is niet alleen een probleem voor de bedrijven die zich hier willen vestigen, maar ook voor gebiedsontwikkelaar SADC (Schiphol Area Development Company), dat in 2020 nog de ambitie had om het meest duurzame business park van Europa te worden (en in 2023 door de BREEAM-NL Outstanding certificering zelfs het meest duurzame logistieke business park van de wereld is!). De ontwikkelaar wilde voorkomen dat bedrijven afzonderlijk een eigen oplossing zochten en er een wildgroei aan gasgeneratoren met de daarbij behorende uitstoot zou ontstaan. SADC zag dat dit slimmer, goedkoper en duurzamer kon, door op een innovatieve manier partijen te verbinden en te laten samenwerken. Bedrijven kunnen daardoor bouwen, uitbreiden en elektrificeren. Over de aanloop naar het project lees je meer op onze projectpagina.
Een doorbraak: de virtuele netoplossing
Alle bij de coöperatie aangesloten bedrijven delen hun eigen transportcapaciteit met elkaar. Zo maken ze slim gebruik van de gereserveerde ruimte. STELLAR Grid Management leest continu de slimme meters uit en stuurt de energiesystemen (zoals zonnepanelen, energie-opslag, en generatoren) achter de meter aan. Bovendien zorgen we voor de financiële afhandeling van deze aansturing, zodat de deelnemende bedrijven elkaar compenseren voor gebruikte elektriciteit en voor het beschikbaar stellen van hun stuurbare energiesystemen.
De resultaten van een jaar virtueel net
Het virtuele net is twee jaar actief. In het eerste jaar sloten zich nog gefaseerd bedrijven aan bij het collectief. De resultaten van dat jaar zijn voorspoedig, maar niet helemaal volledig.
Nu we een tijdje bezig zijn, delen we met vertrouwen onze resultaten. Voor deze resultaten keken we naar 2023. Zo nemen we dus alle seizoenen en bijbehorende energievraag mee in deze analyse.
Het collectief wordt goed benut: in 2023 is 2.104 MWh aan elektriciteitslevering extra mogelijk gemaakt door het delen van de capaciteit binnen het virtuele net. Zonder deze slimme oplossing hadden heel veel stuurbare energiesystemen, zoals batterijen en generatoren, deze elektriciteit moeten leveren. In het collectief nemen in totaal zeven bedrijven deel die weinig of geen netcapaciteit hebben. Dankzij deze slimme oplossing kunnen de bedrijven gebruikmaken van de beschikbare ruimte en opwek van de buren.
Om zeker te zijn van voldoende elektriciteit binnen de gestelde limieten hebben meerdere bedrijven geïnvesteerd in batterijen en gas- en dieselgeneratoren. Het collectief gebruikt die middelen als er een tekort aan capaciteit is. De generatoren dienen vooral als achtervang. Voordat STELLAR deze aanstuurt, bepaalt het systeem of de aangesloten batterijen kunnen voorzien in het verwachte moment van schaarste. Als de batterij niet voldoende is, schakelt STELLAR automatisch een generator in. In heel 2023 is ertwee keer een generator ingezet om binnen de netlimiet te blijven, voor in totaal 2 uur. Toen de generatoren aangingen waren de batterijen nog niet operationeel, anders waren die generatoren waarschijnlijk niet nodig geweest.
Zonder virtueel net hadden deze partijen moeten investeren in elk een eigen generator (en eventuele back-up generator). Die generatoren hadden gezamenlijk tot 31.000 draaiuren gemaakt. Dat is gelukkig voorkomen. Er is hiermee voor 468.000 m3 minder gas verbruikt, en daardoor is er lokaal 842 ton CO2 minder uitgestoten door generatoren.
Het virtuele net is dus een solide oplossing voor congestiegebieden. Dankzij de slimme aansturing zijn zeven bedrijven operationeel die zonder de virtuele netoplossing hadden moeten uitwijken naar een andere locatie in Nederland of daarbuiten,terwijl een aantal van hen al aan het bouwen was. En er is een enorme hoeveel CO2-uitstoot voorkomen.
De toekomst van Grid Management
We zijn trots op ons virtuele net bij Schiphol Trade Park. We horen ook een enorme urgentie in de markt: veel partijen worstelen met netcongestie en zoeken naar een vergelijkbare oplossing. Maar de toekomst van Grid Management is niet hapklaar. Het project bij Schiphol Trade Park is een pilot, en de voorwaarden van een standaard contractvorm voor een dergelijke collectieve oplossing (groeps-transportovereenkomst) zijn nog niet definitief vastgesteld.
Niet alleen bij Schiphol
Schiphol Trade Park is zeker niet de enige plek in Nederland waar sprake is van congestie. Eerder dit jaar lanceerden we onze oplossing bijvoorbeeld ook in het Zwolse Hessenpoort. Heb jij ook last van congestie? We denken graag met je mee. Neem contact met ons op.
ESG in de publieke sector: benut de EU duurzaamheidsagenda
Gebruik deze als kapstok voor uw strategie
De kracht van een integrale strategie die financiën, mens en milieu met elkaar in balans brengt. Duurzaamheid is de nieuwe norm. Veel organisaties hebben duurzaamheid reeds een plek gegeven in hun strategie. Maar hoe zorgt u dat u tot een integrale strategie en juiste verantwoording komt? De standaarden die de EU zet op het gebied van duurzaamheid, vanuit haar ambitie om de EU een duurzame regio te laten zijn in 2050, geven de mogelijkheid om als publieke instelling relevante duurzaamheidsthema’s te selecteren en prioriteren tot een integrale strategie en een heldere verantwoording. In aansluiting op de wensen en verwachtingen van alle stakeholders.
De meerwaarde van ESG voor uw organisatie
Onze maatschappij verlangt steeds sterker van organisaties dat zij hun financiële resultaten in balans brengen met hun sociale belangen en het milieu. In antwoord hierop heeft de EU de Green Deal vastgesteld, die de regio duurzaam moet maken op basis van vijf milieuthema’s (klimaat, vervuiling, water, biodiversiteit en circulariteit). Om daarop te kunnen sturen heeft de EU ook richtlijnen voor verslaggeving vastgesteld, de zogenoemde Corporate Sustainability Reporting Directive (hierna CSRD) vastgesteld. Uit deze richtlijn zijn de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) voortgekomen. Deze standaarden bieden handvatten voor hoe een organisatie zich op het gebied van milieu (Environment), mens (Social) en bestuur (Governance) kan verantwoorden.
De EU-standaarden bieden publieke organisaties de kapstok om duurzaamheid een integraal onderdeel te maken van de organisatiestrategie en voorop te (blijven) lopen in de beweging. De ESRS zijn weliswaar primair gericht op verslaggeving, maar bieden ook een mooi afwegingskader voor bestuurders en management bij het maken van strategische keuzes. Daarmee bereidt u zich voor op een toekomst waarin organisaties nadrukkelijker worden gevraagd om een positieve impact op mens, milieu en maatschappij te maken en waarin bepaalde duurzaamheidsontwikkelingen (zoals klimaatverandering) risico’s kunnen gaan vormen voor uw organisatie.
Welke verplichtingen gelden voor publieke instellingen?
Iedere publieke instelling krijgt naar verwachting te maken met eisen op het gebied van duurzaamheid en transparantie daarover. Hetzij omdat dit verplicht wordt in Nederlandse wetgeving, dan wel doordat uw stakeholders u om verantwoording gaan vragen. Zo zal bijvoorbeeld uw bank bij het verstrekken van financiering naar verwachting u bevragen over het effect van de verstrekte lening op mens, milieu en maatschappij. Een bank heeft namelijk de verplichting te rapporteren over de duurzaamheid van haar portefeuille.
"Het is zo goed als zeker dat publieke organisaties gevraagd gaan worden zich te verantwoorden over duurzaamheid"
De weg naar een integrale strategie en heldere ESG-rapportage
Onderstaande roadmap vertelt hoe u in 7 stappen tot een integrale strategie en verantwoording kan komen. Het vormgeven van een integrale strategie - waarin duurzaamheid een prominente plek inneemt - en u als organisatie hierover kunnen verantwoorden, is een proces dat niet alleen afstemming behoeft met de stakeholders, het vraagt ook om inbedding in alle processen van het bedrijf – en dat komt met de nodige inspanning en doorlooptijd. Wij adviseren u dan ook om hiermee tijdig aan de slag te gaan.
Essentieel is allereerst te bepalen wie hiervoor verantwoordelijk is binnen uw organisatie (stap 1). Om vervolgens te beoordelen op welke duurzaamheidselementen uw organisatie een significante impact heeft (stap 2). Wanneer sprake is van een significante impact noemen we dat ook wel ‘materiële impact’.
Hoe bepaalt u op welke onderdelen uw impact materieel is?
Welke duurzaamheidsthema’s relevant zijn, wordt bepaald door de aard van uw activiteiten, de behoeften van de belanghebbenden van uw organisatie op dit vlak én uw eigen ambitie en beleid.
Uw stakeholders, zowel intern als extern, kunnen belangrijke informatie geven in de materialiteitsanalyse over de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt. Zij zijn echter niet allesbepalend. U kent zelf uw organisatie het beste en de aanwezige expertise binnen uw organisatie is ook zeker van belang om te bepalen waar de belangrijkste thema’s liggen. Uiteindelijk bepaalt u als management welke thema’s u zich op richt, op basis van de verkregen input en aangevuld met uw eigen strategische keuzes.
Een materialiteitsanalyse is tweeledig: u kijkt niet alleen naar de impact van de organisatie op de omgeving, maar ook naar de financiële impact van duurzaamheidsthema’s op de organisatie. Als u bijvoorbeeld denkt aan vervoersbewegingen - en daarmee samenhangende uitstoot - die uw dienstverlening teweegbrengt, dan is niet alleen de vraag hoe groot de invloed van die uitstoot is op de omgeving, maar ook wat er gaat veranderen door bijvoorbeeld regelgeving. Komt er bijvoorbeeld regelgeving die uitstootreductie verplicht en betekent dat dat elektrisch vervoer de standaard wordt? Dan kan dat belangrijke financiële impact hebben op de waarde en levensduur van uw huidige vervoersmiddelen.
"Met input van uw stakeholders en experts bepaalt u in een materialiteitsanalyse de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt."
In een volgende publicatie zullen we dieper ingaan op stappen 3 t/m 7.
Geen CSRD verplichting?
Waarom de dubbele materialiteitsanalyse tóch van belang is.
Voor publieke organisaties is de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) niet verplicht. Toch is de dubbele materialiteitsanalyse een goede manier voor organisaties om inzicht te krijgen in hun impact, kansen én risico's op het gebied van duurzaamheid, vertellen Oscar Ferrero Scholte en Leon Stokman, beide senior manager bij Deloitte Audit & Assurance.
Als het gaat om duurzame bedrijfsvoering is er momenteel veel te doen rond het idee van 'dubbele materialiteit', en dat is niet zonder reden. Het uitvoeren van een dubbele materialiteitsanalyse is feitelijk de eerste cruciale stap om te voldoen aan de nieuwe Europese Sustainability Reporting Standards (ESRS) die vanaf 2024 ingaan.
Met andere woorden: begrijpen wat de impact, kansen en risico's hiervan zijn én hoe je het kunt toepassen in je organisatie is nog nooit zo belangrijk geweest. Ook voor publieke organisaties, want al geldt deze verplichting voor hun (nog) niet, het is te verwachten dat ook zij zich in de nabije toekomst over hun duurzaamheidsprestaties zullen moeten verantwoorden.
Twee perspectieven
De dubbele materialiteitsanalyse vraagt van organisaties om enerzijds na te gaan hoe hun acties invloed hebben op de mens en de planeet (het inside-out perspectief), en anderzijds om in kaart te brengen hoe duurzaamheidskwesties hun financiële welzijn kunnen beïnvloeden (het outside-perspectief). Het gaat er dus om dat je vanuit twee verschillende perspectief naar het grote geheel kijkt.
Inside-out De impact van de acties van een organisatie op mens en planeet kunnen zowel positief als negatief zijn. Wanneer er schade aan de natuur ontstaat is dat een negatieve impact, terwijl je als organisatie juist ook kunt bijdragen, bijvoorbeeld aan de energietransitie. Schendingen van mensenrechten is een voorbeeld van een negatieve impact op mens en maatschappij. Maar een organisatie kan bijvoorbeeld ook de kansengelijkheid vergroten en daardoor armoede verminderen. Met als secundair gevolg een lagere druk op sociale zekerheid en hogere belastinginkomsten voor de (lokale) overheid.
Outside-in Hier gaat het om de impact van duurzaamheid en klimaat op jouw organisatie. Dit gaat om zaken zoals groei, prestaties en kapitaalkosten van je organisatie op de korte, middellange en lange termijn. Denk bijvoorbeeld aan de wettelijke CO2-heffingen en de ontwikkelingen van circulaire producten. Van oudsher vonden vooral investeerders dit perspectief van belang, maar inmiddels is er samenleving breed interesse in de manier waarop organisaties met duurzaamheidsrisico's en -kansen omgaan.
In de dubbele materialiteitsanalyse worden deze twee perspectieven gecombineerd, zodat je als organisatie kunt achterhalen welke duurzaamheidsrisico's en -kansen specifiek voor jouw organisatie materieel zijn en dus moeten worden meegenomen in je rapportage. Het is een forse opgave, maar biedt je organisatie ook voordelen. De belangrijkste meerwaarde is dat het handvatten geeft om de middelen van je organisatie te gebruiken voor zaken die er echt toe doen, én hierop ook actief te sturen. De strategie komt daarmee volledig in lijn met de duurzaamheidsambities. Bovendien draagt het actief betrekken van stakeholders bij aan het maatschappelijke draagvlak van je organisatie en de strategische keuzes die je maakt.
Eerste stappen
De logische, eerste stappen zijn:
- Het inventariseren van je waardeketen
- Beoordelen waar je organisatie een materiële impact heeft in de keten
- Het inventariseren en benaderen van de betrokkenen: wie zijn de relevante stakeholders?
Hou hierbij ook de twee perspectieven in gedachten en ga na op wie je activiteiten een directe invloed hebben, en wie er belang hebben bij jouw rapportage. Ga vervolgens met deze stakeholders (van afnemers van diensten tot financiers en sociale partners) in gesprek, en maak samen een lijst van de mogelijke relevantie duurzaamheidsonderwerpen. Het vastleggen van de wijze waarop je materialiteitsanalyse tot stand is gekomen is daarbij nuttig, want dat maakt het proces toetsbaar.
Deskundigen betrekken en samenwerken
Duurzaamheid is een breed begrip, waardoor de meningen van stakeholders sterk uiteen kunnen lopen. Op zo'n moment helpt het om zowel interne als externe deskundigen te betrekken om de gesprekken met stakeholders te structureren.
Bij het bepalen en beoordelen van effecten, risico's en kansen is bijvoorbeeld expertise nodig op de gebieden van strategie, financiën en risicobeheersing. Denk er in deze fase bijvoorbeeld aan om een externe accountant te betrekken, die moet immers in een later stadium ook de controle daarop uitvoeren. Het vroegtijdig betrekken van de accountant voorkomt ook dat er onderwerpen worden gemist, die vanuit het perspectief van de accountant materieel zijn. Op die manier wordt de lijst van duurzaamheidsonderwerpen teruggebracht tot de zaken die van materieel belang zijn en waarover dus moet worden gerapporteerd. Onderdeel hiervan is ook het inzichtelijk maken in hoeverre deze zaken zijn opgenomen in het risicomanagementsysteem van je organisatie.
Bij het inventariseren van de relevante duurzaamheidsonderwerpen is samenwerken het credo. In de publieke sector is al te zien dat organisaties elkaar om deze reden opzoeken, inspireren en onderling peer reviews uitvoeren. Ook diverse brancheorganisaties, zoals Aedes, ActiZen de VNG, pakken hier de handschoen op.
Als de lijst met relevant beoordeelde onderwerpen er eenmaal is, is het tijd voor de volgende stap: er moet per onderwerp worden beschreven wat de impact is, en welke risico's en kansen het oplevert. Dat is niet eenvoudig. Sommige onderwerpen beïnvloeden elkaar en de termijn van de impact kan verschillen van de termijn waarop een kans of risico zich voordoet. Daarbij is er ook aandacht nodig voor zaken waarvan geldt dat het risico dat ze zich voordoen klein is, terwijl de impact enorm zou zijn.
Denk aan de recente wereldwijde covid-epidemie. Per onderwerp moet dan ook de omvang en de reikwijdte worden beoordeeld. Daarbij moet worden aangegeven welke negatieve of positieve impact een activiteit heeft en wat de kosten zijn om de negatieve effecten ongedaan te maken. In feite moeten daarbij dus de financiële effecten worden beoordeeld die niet in de jaarrekening zijn verwerkt. Daarvoor is inzicht in de waardeketen noodzakelijk.
Start tijdig
De CSRD zal niet verplicht worden voor publieke organisatie (m.u.v. NV’s en BV’s), maar ons advies is om niet achter te blijven. Start tijdig, dat is noodzakelijk om de nodige ervaring op te doen. Het komen tot een afgewogen materialiteitsbeoordeling is namelijk een iteratief en tijdrovend proces. Een gedegen beoordeling ontstaat pas na het in verschillende stappen bouwen, verbeteren en verfijnen. Er is nog een reden waarom vandaag beginnen nut heeft: de dubbele materialiteitsanalyse heeft een effect op de strategie van je organisatie. Publieke organisaties hebben een voorbeeldfunctie wat betreft het verantwoord omgaan met mens en planeet. Wij zien bij private organisaties al dat de materialiteitsanalyse leidt tot het onderkennen van nieuwe thema’s die worden geïntegreerd met de strategie - een win-winsituatie.
Hoe rapporteer je evenwichtig over duurzaamheid?
Over de resultaten van het eerste ESG-Quickscanonderzoek in de publieke sector
Elke publieke instelling zal op een zeker moment te maken krijgen met eisen rondom duurzaamheid en de transparantie hierover. Deloitte ontwikkelde daarom een ESG-Quickscan en onderzocht hoe 60 grote organisaties in de publieke sector hun duurzaamheidsactiviteiten rapporteren. Juwi Liu, Senior Manager Audit Advisory en Patrick Jussen, Partner Audit Advisory, beiden werkzaam als adviseur in de publieke sector, vertellen meer.
Vanaf 2024 start de EU met het verplicht stellen van duurzaamheidsrapportages voor bedrijven, gebaseerd op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Hoewel deze verplichting niet voor de publieke sector geldt, met uitzondering van de BV's en NV's, kunnen ook zij niet om duurzaamheid heen. Publieke organisaties hebben immers de maatschappelijke plicht om balans te brengen in sociale belangen, financiële resultaten en milieu. Deze transitie nodigt publieke instellingen dan ook uit om hun omgang met kansen en risico’s op het gebied van duurzaamheid in kaart te brengen.
Download het ESG rapport
Om die reden ontwikkelden jullie de ESG-Quickscan met daarin 28 vragen. Met welk doel is deze tool ontwikkeld?
Liu: “De Quickscan kan organisaties en ons inzicht geven in hun duurzaamheidsinspanningen op basis van de manier waarop ze hierover rapporteren. Het is bewust geen uitgebreide scan geworden, omdat duurzaamheidsrapportage nog een nieuw onderwerp is. Veel organisaties bevinden zich nog in een beginstadium, en deze Quickscan geeft inzicht in waar ze zich bevinden en welke vervolgstappen kunnen worden genomen.”
Welke instellingen waren bij jullie onderzoek betrokken?
Jussen: “In het onderzoek hebben we 60 grote instellingen uit de publieke sector onder de loep genomen, waaronder ziekenhuizen, ouderenzorg- en GGZ-instellingen, gehandicaptenzorg, universiteiten en gemeenten.”
Liu: “We bestudeerden jaarverslagen en jaarrekeningen van 2022 en andere openbare data zoals begrotingen en milieuverslagen. Het was een bewuste keuze om alleen openbare gegevens te gebruiken (en bijvoorbeeld geen interviews af te nemen), omdat de duurzaamheidsverantwoording draait om transparantie over waar je staat in de duurzaamheidstransitie.”
Jullie hanteren vier niveaus voor de ESG-Quickscan, van ‘Exploring Sustainability’ tot 'Being Sustainable'. Welke organisaties scoorden het hoogst, welke het laagst?
Liu: “Zoals verwacht, scoorde geen enkele organisatie veel hoger dan niveau 2: Doing Sustainable. De GGZ-sector rapporteert het minst over duurzaamheid en bevindt zich nog op het niveau Exploring Sustainability. Universiteiten, gemeenten en ziekenhuizen scoren vooral op het niveau Doing Sustainable. Dit was te verwachten, omdat deze organisaties iets meer met duurzaamheid bezig zijn, bijvoorbeeld door zich te committeren aan de Green Deal Duurzame Zorg of al duurzaamheidsdoelstellingen hebben opgenomen.”
"Publieke instellingen hebben een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”
Wat zijn jullie belangrijkste bevindingen?
Liu: “Het goede nieuws is dat we zien dat de meeste organisaties in meer of mindere mate met duurzaamheid bezig zijn. Er zijn veel initiatieven en daarover wordt ook gerapporteerd. Tegelijkertijd constateren we dat deze rapportage nog enorm versnipperd is. Bedrijven rapporten in verschillende documenten over hun duurzaamheidsactiviteiten. Niet alleen in jaarverslagen, maar ook in milieurapportages, roadmaps, op hun website of in afzonderlijke duurzaamheidsverslagen. Die versnippering maakte het voor ons, en dus ook voor hun stakeholders, moeilijk om een compleet en integraal beeld te krijgen.”
Jussen: “Daarbij zien we dat er nauwelijks tot geen eenduidige spelregels worden gehanteerd in de verslaglegging. Er wordt bijvoorbeeld zelden concreet gemeld wat de beoogde doelstelling is en in hoeverre deze is bereikt. Ook is vooral zichtbaar welke activiteiten wél worden uitgevoerd, en het is onduidelijk welke activiteiten niet worden benoemd en dus niet uitgevoerd. Dit maakt de informatie moeilijk te interpreteren en roept vragen op over hoe transparantie over duurzaamheidsaspecten wordt geborgd.”
Dat lijkt me een eyeopener...
Liu: “Absoluut, en nu rijst de vraag hoe we in de publieke sector meer kunnen toewerken naar bruikbare informatie over de duurzaamheidstransitie.”
Hebben jullie daar al ideeën over?
Liu: “Zorg voor één integraal document per organisatie waarin je over alle duurzaamheidsactiviteiten rapporteert. Beschrijf daarin je ambities en doelstellingen, wat daarvan is gerealiseerd en wat je nog niet hebt gedaan."
Jussen: “En zorg voor een eenduidige manier van rapporteren. Dat maakt de informatie goed interpreteerbaar.”
Liu: “Eenduidig rapporteren én alle duurzaamheidsactiviteiten in één document weergeven is bovendien ook van belang voor alle stakeholders in je keten. Financiële instellingen zoals verzekeraars en banken hebben een verplichting om over de CSRD te rapporteren, en daarbij niet alleen naar hun eigen activiteiten te kijken, maar ook naar die van bijvoorbeeld hun leveranciers. Bereid je dus voor op vragen hierover in de nabije toekomst: één duidelijk en evenwichtig verslag voor de diverse stakeholders bespaart veel tijd.”
"Zie rapporteren als een kans om je te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”
Tot slot: De rapportageverplichting wordt door bedrijven nogal eens ervaren als een administratieve verzwaring die niet gelegen komt in deze tijd van zwakke economische groei. Hoe zien jullie dat?
Jussen: “Als we bij onze klanten aan tafel zitten, merken we dat zij uiteraard geen behoefte hebben aan een verplichting, maar wél aan gezamenlijke actie om tot een duurzamere en inclusievere wereld te komen. Evenwichtig rapporteren is een middel om dat te bereiken. En juist publieke instellingen hebben hierin een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”
Liu: “Wie duurzaamheid prominent opneemt in zijn strategie springt eruit in de strijd om nieuw talent. De nieuwe generatie werknemers is veel meer bezig met thema's als diversiteit, inclusiviteit en de werk-privébalans. Met andere woorden: zie het rapporteren als een kans om je als organisatie te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”
Demoday #22: Data Commons Collective
In the big tech-dominated era, data has been commercially exploited for so long that it is now hard to imagine that data sharing might also benefit the community. Yet that is what a collective of businesses, governments, social institutions and residents in Amsterdam aim to do. Sharing more data to better care for the city. On behalf of the Data Commons Collective, Lia Hsu (Strategic Advisor at Amsterdam Economic Board) asked the Amsterdam Smart City network for input and feedback on their Data Commons initiative on the last Demoday of 2023.
What is a (data) common?
Commons are natural resources that are accessible to everyone within a community. Water. Fertile soil. Clean air. Actually everything the earth has given us. We as humanity have increasingly begun to exploit these commons in our pursuit of power and profit maximisation. As a result, we risk exhausting them.
Data is a new, digital resource: a valuable commodity that can be used to improve products and services. Data can thus also be used for the common good. However there are two important differences between a common and a data common: data in commons never runs out, and data in commons is not tied to any geographical location or sociocultural groups.
Four principles for Data Commons
The Data Commons collective is currently working on different applied use cases to understand how data commons can help with concrete solutions to pressing societal problems in the areas of energy, green urban development, mobility, health and culture. Each data commons serves a different purpose and requires a different implementation, but there are four principles that are always the same:
- The data common is used to serve a public or community purpose
- The data common requires cooperation between different parties, such as individuals, companies or public institutions
- The data common is managed according to principles that are acceptable to users and that define who may access the data commons under what conditions, in what ways they may be used, for what purpose, what is meant by data misuse
- The data common is embedded to manage data quality, but also to monitor compliance with the principles and ensure that data misuse is also noticed and that an appropriate response (such as a reprimand, penalty or fine) follows.
The Data Commons Collective is now in the process of developing a framework, which provides a self-assessment tool to guide the formation of Data Commons initiatives by triggering consideration of relevant aspects for creating a data commons. It is a means of reflection, rather than prescription, to encourage sustainable and responsible data initiatives.
Energy Data Commons case and Value Workshop by Waag
After the introduction to the Data Commons Collective and Framework by Simone van der Burg (Waag) and Roos de Jong (Deloitte), the participants engaged in a value workshop led by Simone. The case we worked with: we’re dealing with a shortage of affordable and clean energy. Congestion issues are only expected to get worse, due to increased energy use by households en businesses. An energy Data Commons in neighbourhoods can have certain benefits. Such as preventing congestion issues, using clean energy sources more effectively, becoming self-sufficient as a neighbourhood and reducing costs. But under what circumstances would we want to share our energy data with our neighbours? What are the values that we find important when it comes to sharing our energy data?
Results: Which values are important when sharing our energy data?
In smaller groups, the participants discussed which values they found important for an energy data common using a value card deck from Waag. Some values that were mentioned were:
- Trustworthiness: It is important to trust one another when sharing our energy data. It helps when we assume that everyone that is part of the common has the right intentions.
- Fun: The energy Data Commons should be fun and positive! The participants discussed gamification and rewards as part of the common.
- Knowledge: One of the goals of sharing data with each other is to gain more knowledge about energy consumption and saving.
- Justice and solidarity: If everyone in the common feels safe and acknowledged, it will benefit the outcome. Everyone in the common should be treated equally.
- Inclusion and Community-feeling: It is important that people feel involved in the project. The Data Commons should improve our lives, make it more sustainable but also progress our social relations.
During this Demoday, we got to know the Data Commons collective and experienced which values we find important when sharing our data with others. Amsterdam Economic Board will remain involved in the Data Commons Collective in a coordinating role and work on use cases to understand how data commons can work for society.
Would you like to know more about the Data Commons Collective or do you have any input for them? Please feel free to reach out to me via sophie@amsterdamsmartcity.com or leave a comment below.
Recap of Demoday #22
On Thursday December 14th, Amsterdam Smart City partners concluded 2023 with an afternoon full of inspiration, exchange and connections at our 22nd Demoday! Our partner Deloitte welcomed our network in The Garage, where their ‘Deloitte Studios’ department is located. In this article, we’ll give you a quick overview of the Knowledge Session, Work Sessions and Pitches. Interesting in learning more? Read the full reports by our Programme Managers Noor, Pelle and Sophie (linked below).
About our Demodays
The Demodays are one of the tools we use to stimulate innovation and encourage connection between our partners and community. The purpose of the Demodays is to present the progress of various innovation projects, ask for help, share dilemmas and involve more partners to take these projects to the next level. More information about the Demodays can be found here.
Knowledge Session: Change in the here and now, with Theory U
To kick-off our final Demoday of 2023, our brand-new partner Hieroo led an inspiring knowledge session about the change method they use for social innovation in the city: Theory U. Dorien Schneider and Maartje Krijnen taught us more about this methodology and how it can help us solve complex problems by shifting from ego to eco-thinking. Read the full report here.
Work sessions
After the plenary Knowledge Session we split up in different worksessions, each exploring regional innovation challenges. As always, we had set up the sessions’ topics and moderation in collaboration with our partners.
Mobility | Decision-making along the principles of Inclusive Prosperity – Jurhan Kwee (Municipality of Amsterdam)
In The Netherlands, the concept of ‘Inclusive Prosperity’ is on the rise. Policy makers are busy defining this concept, figuring out how to put this concept into practice and what it means for their decision-making process. Together with his colleagues at the Municipality of Amsterdam, Yurhan Kwee hosts sessions on decision-making along the principles of Inclusive Prosperity. With the input he gathers, he hopes to make the decisions needed for our Inclusive Prosperity ambitions more understandable and transparent, both for Amsterdam’s administrators and councillors as well as its citizens. Read Pelle’s recap article here.
Digital | Data Commons Collective: Using data for a liveable city – Lia Hsu (Amsterdam Economic Board) and Simone van der Burg (Waag)
In the big tech-dominated era, data has been commercially exploited for so long that it is now hard to imagine that data sharing might also benefit the community. Yet that is what a collective of businesses, governments, social institutions and residents in Amsterdam aim to do. Sharing more data to better care for the city. On behalf of the Data Commons Collective, Lia Hsu (Strategic Advisor at Amsterdam Economic Board) asked the Amsterdam Smart City network for input and feedback on their Data Commons initiative. Read Sophie's recap article here.
Energy | How can we continue to facilitate the homeowner in driving the energy transition? | Wouter van Rooijen (Alliander)
Wouter van Rooijen (Alliander) discussed the challenges related to grid congestion. From 2030 onwards, it is expected that a significant portion of the low-voltage network will experience both over- and under-voltage. While the network will be reinforced as quickly as possible, the lack of labour capacity is also prompting the consideration of alternative solutions.
The solution that emerged from Wouter's co-creation process was WijkWise. In this work session, Wouter aimed to validate the WijkWise concept and find parties that could contribute to its development and market implementation. Dave van Loon from Kennisland moderated the session. Read Noor’s recap article here.
Circular | Navigating eco-emotions: The impact of working in sustainability on your mental wellbeing| Marian Zandbergen (Hogeschool van Amsterdam)
This work session, led by Marian Zandbergen (CIRCOLLAB, HvA) and moderated by Mareille de Bloois (Royal HaskoningDHV), explored the challenges and opportunities associated with eco-emotions, both personally and within organizations. The key question addressed was: How can individuals and organisations constructively manage eco-emotions, and what implications does this have for organisations? Read Noor’s recap article here.
Pitches
To end this festive afternoon and the year 2023 as a whole, we invited project owners and -members to present their progress and next steps on topics brought in during our events and deep-dives throughout 2023. The following projects were presented. You can read more about these topics on their dedicated articles and project pages, linked below.
Local Energy Systems: Where we started, what we have achieved, and what are the next steps – Omar Shafqat (University of Applied Sciences Amsterdam)
Connecting the resource- and energy transition – Edwin Oskam (MRA)
ChatGPT and the government: Possibilities and impact on our work – Jeroen Silvis (Province of North Holland)
Floating urban districts: Future-proof living in the Metropolitan Region – Joke Dufourmont (AMS Institute)
Mobility Justice: Raising the topic of Mobility Poverty and the working group’s progress – Bas Gerbrandy (Province of North Holland)
Our next Demoday will take place in April. Do you have an inspiring story or project you want to pitch to the Amsterdam Smart City network? Let us know via sophie@amsterdamsmartcity.com
Demoday #22: How can we continue to facilitate homeowners in driving the energy transition?
Grid congestion is becoming increasingly significant and will start to pose a problem in the low-voltage network in the coming years. This will prevent homeowners from transitioning away from gas, result in low efficiency for their solar panels, and could make it impossible to have a charging station at their doorstep. Alliander does not want to hinder the energy transition. Therefore, they are looking for a way to involve homeowners in the issue of grid congestion and provide solutions that are still feasible with a crowded grid.
In the energy work session on the 14th of December, Wouter van Rooijen (Alliander) discussed the challenges related to grid congestion. From 2030 onwards, it is expected that a significant portion of the low-voltage network will experience both over- and under-voltage. While the network will be reinforced as quickly as possible, the lack of labour capacity is also prompting the consideration of alternative solutions.
The solution that emerged from Wouter's co-creation process was WijkWise. In this work session, Wouter aimed to validate the WijkWise concept and find parties that could contribute to its development and market implementation. Dave van Loon from Kennisland moderated the session.
WijkWise – Understanding the neighbourhood's grid situation
The WijkWise concept focuses on three problems:
- The growth of grid congestion at low-voltage
- Homeowners' uncertainty about making sustainable investments. For instance, because they may not know if their solar panels will yield a good return.
- Homeowners' lack of awareness regarding the impact their choices have on the stability of the grid.
The proposed solution:
"With WijkWise, Alliander continues to facilitate homeowners in making their homes more sustainable. Alliander does this by providing insight into the neighbourhood's grid situation and recommending the best investment. Residents can make informed choices that contribute to payback time, comfort, and certainty. A good choice benefits both the homeowner and the grid operator."
The idea is to provide more insight into the neighbourhood's grid situation and offer tailored advice for home sustainability. This way, homeowners can determine whether they should invest in insulation, a heat pump, or solar panels.
Alliander does not want to develop this concept alone, but is seeking partners to bring this concept to market.
Discussion
After the concept presentation, a brief discussion followed. The main questions raised were:
- Can providing insight into the neighbourhood's grid situation have (negative) effects on the housing market?
→ They don't know yet; further investigation is needed. - Can this data be shared freely?
→ The data shared will be at the neighbourhood level (transformer level) and not in real-time (monthly). If there is user data involved, consent must be obtained. - What behaviour change do you expect?
→ That, during the investment moment, consideration will be given to the grid situation for the most advantageous investment.
After the discussion, we worked in groups with the Empathy Canvas from Kennisland to view the WijkWise concept from the perspective of the homeowners. This tool helped us really view the problems from the perspective of a homeowner.
Empathy Mapping
In three groups, we delved into the homeowner's situation. The recurring themes in the empathy maps were:
- A sense of unfairness for the homeowner. They invest in sustainability and are rewarded with grid congestion problems.
- A feeling of uncertainty for the homeowner. They want assurance that their investment will yield results.
- Little trust in the grid operator and the government. First, everyone had to get solar panels, and now suddenly it doesn't fit, and net metering is being discontinued (or not?)
- Limited understanding by homeowners because they find it very complicated and don't want to delve into it. It's not an urgent problem for them.
- Collaboratively seeking solutions can be very positive, but can also lead to friction.
Alliander plans to take the next steps with this concept in 2024. In 2024, they are planning to do the follow-up research, make the minimal viable product, and launch the first version of the product at the end of the year.
Do you know of any stakeholders that absolutely need to be involved, or would you like to be involved in the implementation of the WijkWise concept? Please contact Noor at noor@amsterdamsmartcity.com. Special thanks to Wouter and Dave for this interesting session.
Finding underground infrastructure without digging
Following the Data Dilemmas event in October, which focused on underground infrastructure, this deep dive session delved further into the question: How can we look under the ground without digging? The session began with an introduction by Alliander, followed by additional insights from Port of Amsterdam, Eurofiber, City of Amsterdam, and Stedin. After exploring the issue, various parties pitched their solutions.
The problem of Alliander
Alliander is anticipating a significant workload in the next 2-10 years, requiring a lot of resources (personnel, materials, and services). We are transitioning away from gas, which means that many gas connections have to be removed. Currently, Alliander is removing around 12,000 connections per year, this is expected to increase to around 100,000 in 2030.
The primary challenge in the removal process is locating the gas line. Due to missing or outdated drawings, ground subsidence, or discrepancies between installation and location, they are often difficult to locate. This leads to time-consuming and costly excavation and often excavation damage.
Alliander employs several search methods to locate the gas lines:
- Probe: This is a probe that can be entered via the main gas valve, with a transmitter so that you can trace it from the outside.
- Gas camera: Attached to the probe to see where the gas connections are.
- Ground penetrating radar (GPR): Sonar scan of the ground.
- Chenny: Similar to probe.
- Frequency on metal tubes: For metal pipes, you can set a frequency on the pipe that can be detected.
- Ultra-sonic: By putting a sound signal on the pipe you can register the vibrating gas molecules with a microphone.
These techniques are not always sufficient and come with many drawbacks. This is why Alliander is seeking a better way for technicians to know where to dig without opening the ground.
Additional Insights
Additional insights from various stakeholders highlight common challenges related to underground infrastructure. The main problem is that the data of the underground is not the same as the real-time situation. This leads to scanning methods being necessary in the first place.
The data which is documented is also lacking because it doesn’t show things such as ground pollution, and the z-coordinate (depth) is also missing. There is potential for improvement since most parties have better databases of their own assets. This data is unfortunately not shared since it is not required by KLIC (Information and Coordination Center for Underground Infrastructure).
Solution Pitches
1. SpectroAG – Hamed Mehdipoor: Combines GPR, electromagnetic wave emission, robots, and drones to scan large ground areas in high resolution. The data is analyzed by an AI Brain Cloud, providing a 3D representation of asset locations. Challenges may arise in areas with clay ground, since this is always a problem with GPR.
2. Inframent – Marina Kurnevich: A startup addressing asset registration issues. Their solution involves taking photos of open trenches with a smartphone or tablet, instantly uploading them to their application, and adding location data. This ensures immediate and accurate registration of underground data.
3. Infratags – Henk Schwietert (Evalan): Their passive (no battery) RFID tags (Infratags) can be attached to cables and connection sleeves, allowing easy identification above ground using a scanner. The low-cost tags, around 50 cents each, can easily help find tagged assets. However, challenges include conflicting interests and delayed returns on investment. The Infratag was developed in collaboration with Tallo.
4. HvA Sensorlab - Marcel van der Horst: While not offering a direct solution, HvA Sensorlab has students capable of working on the problem. They have access to advanced equipment for developing or improving solutions.
5. VLabs – Diemer Cohen Stuart: Uses GIS data and Augmented Reality (AR) to visualize accurate geodata through AR glasses. This simplifies operational work, improves quality control, and allows for on-site guidance with work instructions. The glasses provide 5-10 cm accuracy, with a cost of 8500 euros per pair.
Are you interested in any of these solutions, would you like more information, or do you have an even better solution? Please don’t hesitate to reach out to Noor – noor@amsterdamsmartcity.com, or leave a comment below. We will continue with this topic in 2024!
Amsterdam Region’s Insights on Local Green Deals during COP28
Participating in a COP28 side event organized by the European Commission, the Amsterdam Region delved into Local Green Deals as instrument for achieving the green transition. The primary goal for the session was to uncover actionable strategies and prerequisites essential for fostering public-private collaboration to realize the sustainability transition. Marja Ruigrok, vice-mayor for the municipality of Haarlemmermeer, represented the Amsterdam Region alongside political and business leaders from Braga (Portugal), Aalborg (Denmark) and Skelleftea (Sweden).
Commencing the session, Valentina Superti, DG for Internal Market, Industry, Entrepreneurship, and SMEs at the European Commission, highlighted Europe's ambition to become the first climate-neutral continent by 2050. This necessitates a transformative shift towards sustainability, digitalization, and resilience, which is why the Commission is introducing critical legislation like the Net-Zero Industry Act and the Critical Raw Materials Act.
Ruigrok shared insights from the Amsterdam Metropolitan Region’s efforts in establishing Local Green Deals, emphasizing her role as political ambassador and champion for the Green Deal Bikes initiative. She stressed the importance of cycling, explaining that despite its reputation as a cycling paradise, approximately 20% of young people in the Amsterdam Region can not ride a bike: “If you don’t learn to ride a bike at a young age, you are also much less likely to use a bike for commuting later in life. That’s why in this Green Deal, we stimulate young people to learn to ride bikes, and encourage employers to support commuting by bike. This is crucial because employees who bike take on average 2.5 fewer sick days compared to those who don’t bike.”
Reflecting on success factors, Ruigrok emphasized the need for political commitment, and clear project ownership: "From a political point of view, you need long term commitment, and you have to create ownership. Someone has to take ownership and say ‘this is my project.’ This might be a governmental agency, a company, a knowledge institution, or civil society organisation - but someone has to take the lead. Otherwise, you will continue to talk, and nothing will happen."
Throughout the session, participants provided practical insights and recommendations for fostering successful public-private collaborations in general, and Local Green Deals in specific:
- Lasse Frimand Jensen, mayor of the City of Aalborg, emphasized the necessity of accountability mechanisms: “Mutual commitment is necessary and there must be mechanisms in place to keep each other accountable.”
- Ricardo Rio, mayor of City of Braga and Member of the European Committee of the Regions, highlighted the role of local authorities in mobilizing capacity and engaging stakeholders: “Local authorities need to have the spirit to engage stakeholders and shape partnerships. We also need governance models that tranced political cycles, and that allow people to participate and hold us accountable.”
- Jens Broberg, representing the business sector, emphasized the urgent need for appropriate incentives: “Governments must use policy frameworks to incentivize and regulate businesses and industry towards a green economy.”
- Evelina Fahlesson, vice-mayor of Skelleftea Municipality emphasized the need for open and honest dialogue: “As a municipality, you have to be open about your challenges and willing to start a dialogue with your citizens and companies. Use procurement and new financing models as tools to implement a shared vision.”
- David Nordberg, from Skanska Sweden, encouraged business leaders to align their business models with sustainability ambitions: "Be brave: try new ways of doing business and work in collaborations. In the long term, there is no conflict between sustainability and the economy."
The session highlighted the pivotal role of collaborative multi-stakeholder partnerships in achieving the green transition, emphasizing sustained political commitment, robust governance structures transcending political timelines, and policy frameworks incentivising sustainable businesses.
In the context of COP28, the true challenge lies in replicating these successful approaches on a wider scale, extending beyond the relatively affluent European context to a global landscape with more limited resources. In many regions, the urgent and acute impacts of climate change are already pervasive, amplifying the need for swift, comprehensive action. This necessitates a global and concerted effort of nations and industries, to surmount the hurdles posed by resource scarcity and varying levels of socio-economic development. This calls for collaboration not only within regions but across continents, fostering knowledge-sharing, technology transfer, and collective efforts in tackling climate challenges. The urgency of the climate crisis demands a united global front, where the lessons learned and successes achieved in Local Green Deals can serve as guiding principles towards a more sustainable and resilient future for all.
Hoe brengen we weer lucht in het stikstofvraagstuk?
De problematiek rondom stikstof is complex en ingrijpend. Ze is diep verweven met uiteenlopende sectoren, belangen en maatschappelijke discussies. Van de veehouderij tot de industrie, van de woningbouw tot de luchtvaart: de opgave die er ligt is enorm — ook voor overheden. Tegen welke dilemma's lopen zij aan? Hoe is de onderlinge rolverdeling? En welke concrete stappen kunnen overheden zetten om zaken weer vlot te trekken? Een dubbelinterview met Deloitte’s Gijsbert Duijzer, Partner Real Estate bij Deloitte, en Mario Kortman, Director Major Programs Public Sector bij Deloitte.
Gijsbert Duijzer kent de stikstofproblematiek op het platteland van binnenuit. Hij heeft in Wageningen gestudeerd en woont op een boerderij in de Gelderse Vallei: nergens in Nederland is de stikstofopgave groter dan daar. In zijn directe omgeving ziet hij veehouders op dit moment worstelen met hun toekomst-perspectief en signaleert hij veel wantrouwen in de (rijks)overheid.
Mario Kortman heeft uitgebreide ervaring in het begeleiden van complexe en politiek gevoelige dossiers voor de rijksoverheid, onder meer voor de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Financiën. Hij is op z'n best als gangmaker van grootschalige transformaties voor beleidsdepartementen en uitvoeringsorganisaties.
Om te beginnen, waar zit de grootste uitdaging?
Kortman: "In de kern draait het om de vraag: hoe kom je tot een gebiedsgerichte aanpak die werkt? Hoe zorg je dat rijk, provincies en gemeenten elkaar gaan vinden in het belang van de regio? En dat al die verschillende lagen van stakeholders ook echt met elkaar gaan samenwerken? Dat organiseren is bij stikstof al extreem ingewikkeld. In die dynamiek spelen ook technische aspecten een rol. Zoals met wat voor model je stikstof meet en of de uitkomst van zo’n model zwart of wit is. Als je daarover een knoop hebt doorgehakt en een fragiele balans hebt gevonden tussen alle belangen, dan moet je dat ook nog toetsen aan de menselijke maat. Met andere woorden: hoe organiseer je na al die afspraken en modellen en regels ook nog ruimte voor individueel maatwerk? Ga er maar aan staan."
Wat wordt er specifiek van de overheid verwacht?
Duijzer: "Uiteindelijk draait het allemaal om twee vragen: 'Wat wordt het beleid?' en 'Hoe gaan we het uitvoeren?'. In dit dossier hebben we het dan concreet over perspectief en duidelijkheid bieden aan de agrariërs. Als overheid zul je boeren op korte termijn helderheid moeten bieden. Alleen dan kunnen zij onderbouwd keuzes maken. En op de lange termijn zijn betrouwbaarheid en voorspelbaarheid cruciaal, maar wees ook transparant als die helderheid nog niet op alle fronten geboden kan worden."
Bij wie zou de regie moeten liggen?
Duijzer: "Rijk, provincies en gemeenten hebben allemaal een cruciale rol. De rijksoverheid zal stabiele kaders moeten bieden voor de lagere overheden, zodat zij die kunnen invullen. Maar wie gaat er formeel over de natuurvergunning? Dat is de provincie. Zij is het bevoegd gezag dat een uitspraak kan doen over het langjarige perspectief van een boerenbedrijf op een specifieke plek. En die provincies komen net uit de verkiezingen, ze hebben zojuist nieuwe gedeputeerden aangesteld. Zij zitten met veel vragen, kijken naar het rijk, naar het RIVM, naar Europa... Dat helpt niet om snel duidelijkheid te kunnen geven. Ten slotte moeten we ook de rol van de gemeenten niet vergeten, zij zijn degenen die de boeren het best kennen en vaak veel vertrouwen genieten."
Hoe staan we er momenteel voor?
Kortman: "Veel problemen in onze tijd komen neer op het anders inrichten van de balans tussen economische activiteiten en onze natuurlijke omgeving. Dat is niet eenvoudig. Hoe bescherm je het milieu en onze voedselproductie? Hoe versnel je de reductie van uitstoot, maar verlies je geen mensen onderweg? Als rijksoverheid ben je daar niet altijd op ingericht. Veel vraagstukken overstijgen individuele beleidsdepartementen, bevatten interne tegenstrijdigheden die ook in de overheid zelf tot uitdrukking komen of missen een natuurlijke regiepartner in de samenleving. En dan heeft het stikstofvraagstuk nog een eigen minister — wat voor veel andere integrale vraagstukken niet geldt."
"Wat heb je in dit dossier aan consultants die nog nooit een koe van achteren hebben gezien?"
Duijzer: "En laten we niet vergeten: de samenleving zit niet altijd te wachten op een regievoerende overheid. Op het platteland wordt toch vooral met achterdocht naar de plannen uit Den Haag gekeken. Ook niet zo gek, want boerengezinnen worden geraakt in hun bestaanszekerheid en maatschappelijk worden er heel andere verwachtingen uitgesproken richting de boeren. Daar komt nog bij dat de huidige regelingen natuurlijk open staan voor agrariërs die willen stoppen — maar er zijn er heel veel die juist dóór willen. En ook zij staan momenteel op pauze. Ze weten niet óf ze door kunnen, hoe dan en waar. En wat hun buren gaan doen... Mensen weten niet waar ze aan toe zijn."
Vraagt dat om een andere rol van de overheid?
Kortman: "Absoluut. Het rijk moet structureel met onzekerheden leren omgaan. Immers, techniek is ambigu, wetenschap geeft geen eenduidige antwoorden, de spagaat tussen collectieve en individuele belangen groeit... In de afgelopen tien jaar is besturen gewoon veel ingewikkelder geworden. En dat zal ook niet eenvoudiger worden. Daar moeten we ons op instellen. Anders communiceren, anders kijken naar het mandaat van uitvoerders, naar de samenwerking tussen departementen. Dit speelt nu op stikstof, maar eigenlijk op veel méér terreinen, alleen al als gevolg van klimaatverandering."
Duijzer: "Tegelijk moeten we wel, overal waar het kan, die complexiteit zien te reduceren. Anders kom je eenvoudigweg niet uit de startblokken. Op een gegeven moment moet je zeggen: op de plekken waar we kúnnen beginnen met een gebiedsgerichte aanpak, gaan we ook starten. Dat vraagt om bestuurlijk lef: starten met de uitvoering terwijl er nog vragen open staan."
Misschien een gekke vraag, maar wat werkt níet?
Kortman: "We maken het onszelf vreselijk lastig als we met z'n allen blijven zoeken naar die silver bullet, naar die technische uitweg. Vastklampen aan technologische oplossingen is niet de oplossing. En als we ons vastleggen in complexe akkoorden waardoor er geen flexibiliteit meer is: dat werkt ook niet. Het leidt af én het heeft veel ongewenste neveneffecten. Want iedereen die net iets buiten de norm valt, belandt buiten de regeling — terwijl er maar een fractie verschil is met de buren. We moeten realistisch zijn en beseffen dat kleine stapjes voorwaarts soms het maximaal haalbare is."
Duijzer: "En wees daar ook eerlijk over. Veel zekerheden uit het verleden zijn er vandaag niet meer. Neem bijvoorbeeld de bank. Die financierde boeren altijd op basis van twee zekerheden, naast het onderpand: de vergunning en goedgekeurde technologie. Beide staan nu ter discussie. En dat zou best wel eens blijvend kunnen zijn. Alles kan veranderen. En dat geldt voor de overheid net zo. Als provincies nu op zoek gaan naar garanties voor boeren over vijftien jaar, dan gaan ze die niet vinden. We moeten niet vergeten: op dit moment staat de veehouderij praktisch stil. Bij de bank komen vrijwel geen nieuwe financieringsaanvragen meer binnen. Je moet als overheid durven zeggen dat je die duidelijkheid wél kunt geven voor de komende jaren en een richting voor de langere termijn, maar geen zekerheid voor de komende decennia."
En wat werkt wél?
Duijzer: "Momenteel maken we als onderdeel van onze opdracht van het ministerie van LNV een rondgang langs provincies, gemeenten, de georganiseerde landbouw en andere betrokken partijen om de huidige situatie in kaart te brengen. Onze inzet is: laat je niet verlammen door complexiteit. Er zijn voldoende punten waar je wel degelijk duidelijkheid kunt geven en waar je nu al concrete stappen kunt zetten. Ook als die boodschap niet leuk is. Er zijn nu eenmaal plekken waarvan je al weet: op deze locatie kan ik een boer wél perspectief bieden — maar op die andere plek is dat perspectief er gewoon niet. Begin op die punten met het verschaffen van duidelijkheid."
"Stel je als overheid kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."
Kortman: "Precies. Begin klein waar het kan. Durf te starten zonder dat alle problemen al helemaal opgelost zijn. Ga een constructieve dialoog aan, met belangengroepen, banken en boeren, maar mobiliseer ook alle lagen van de overheid. Stel je als regievoerder kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."
Tot slot: zijn er nog do's en don'ts die het stikstofvraagstuk meer lucht kunnen geven?
Kortman: "Een dichtgetimmerd landbouwakkoord of een technische eindwaarde die alles oplost? Dat gaat niet de oplossing bieden in dit dossier. De onzekerheid en complexiteit zijn daar eenvoudigweg te groot voor. Alleen door transparant te zijn over onzekerheden kun je de stikstofproblematiek verteerbaar en hanteerbaar maken. En als je ondersteuning zoekt van consultants, eis dan dat zij niet de materie platslaan in een kortetermijnoplossing — maar duurzaam begrip hebben van jouw uitdaging. Dat ze de strategische problemen snappen én dat ze met praktische, haalbare oplossingen komen."
Duijzer: "Bij Deloitte werken we vanuit begrip van de situatie, de problematiek en de context, zowel op inhoud en techniek als op de dynamiek in het stakeholderveld. Mooi voorbeeld in dit verband: we hebben voor het ministerie van LNV en de provincies de zaakbegeleiders geworven om met de boeren in gesprek te gaan, om samen op zoek te gaan naar een werkbare oplossing. We snappen welk profiel daarvoor nodig is en weten de juiste mensen te vinden. Verder voeren wij verkenningen uit bij alle betrokken partijen. Wat is er nodig om boeren perspectief te bieden? En wat is er minimaal vereist om te kunnen starten met een oplossing? We zijn vooral een verbinder die kan helpen om verbeteringen daadwerkelijk te realiseren en in te richten. Maar daarvoor moet je dus wel die brug kunnen slaan. Want wat heb je in dit dossier aan een consultant die nog nooit een koe van achteren heeft gezien?"
De energietransitie vraagt om eerlijkheid en duidelijke randvoorwaarden
De energietransitie is een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Nederland heeft tot nu toe goede stappen gezet, maar om de klimaatdoelen te behalen, moet er nog een flinke inhaalslag worden gemaakt. Wat is er nodig en wat is de rol van de overheid in deze transitie? Sander Oudmaijer en Ariën de Klerk, beiden werkzaam bij Monitor Deloitte, doen aanbevelingen gebaseerd op onze onlangs gepubliceerde Energie Transitie Monitor.
We hebben in Nederland de afgelopen decennia goede vooruitgang geboekt, máár om de klimaatdoelen van 2030 en daarna te halen, is er nog een flinke versnelling nodig, constateren Sander Oudmaijer, Director bij Monitor Deloitte, en Ariën de Klerk, Manager bij Monitor Deloitte. Ze baseren zich op de Energie Transitie Monitor (ETM) die Deloitte begin september gepubliceerde. Om de juiste keuzes te kunnen maken, hadden professionals uit de industrie, academici en beleidsmakers al langer behoefte aan een helder beeld en een gemeenschappelijke feitenbasis over de status van de energietransitie. De ETM biedt die huidige stand van zaken over de energietransitie in Nederland en laat zien wat ons te wachten staat.
Omvang van de Nederlandse emissies
De Klerk: “Tot nu toe hebben we keuzes gemaakt die relatief weinig pijn deden. Het grootste deel van de vooruitgang boekten we door laaghangend fruit te plukken, en mee te liften op ontwikkelingen die zich sowieso al voordeden. Denk aan het terugdringen van de industriële productie, efficiëntiemaatregelen en het feit dat we meer gebruik maken van bestaande technologieën zoals zonne- en windenergie. Om de klimaatdoelen te halen, ontkomen we er niet aan om nu ook keuzes te gaan maken die pijn doen.”
Oudmaijer: “Om de doelstellingen uit het klimaatakkoord in 2030 te halen, moeten er 570 laadpalen per dag worden geïnstalleerd en moeten er tien emissievrije bussen per week bij komen. Daarbij zouden we de verwarming van 600 huizen per dag moeten elektrificeren en moeten we tot 2050 om de dag één windmolen bouwen. Om dat voor elkaar te krijgen zullen er fundamentele keuzes gemaakt moeten worden.”De Klerk: “De pleisters om kleine tekortkomingen te repareren raken op.”
Vertel het eerlijke verhaal
De rol van de overheid in de energietransitie is dan ook van groot belang, stellen Oudmaijer en De Klerk. De overheid schept de voorwaarden die nodig zijn om de doelen te kunnen behalen, en ze draagt tegelijk bij aan het vertellen van 'het eerlijke verhaal'. Oudmaijer: “Het is belangrijk dat er nu subsidies zijn voor elektrische auto's en allerlei duurzame maatregelen, maar dat houdt een keer op. De energietransitie gaat zowel burgers als bedrijven geld kosten. Dat eerlijke verhaal moet verteld worden.”
"De vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei."
De Klerk: “Bovendien is het nog vaak een of/of-discussie, maar de vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei. Daarbovenop zijn investeringen in andere vormen van energievoorziening, zoals bijvoorbeeld kernenergie, noodzakelijk. Ook dat is het eerlijke verhaal: het is en/en.”
Oudmaijer: “De ETM laat duidelijk zien wat er moet gebeuren. Een belangrijke vraag is vervolgens hoe je gemeenschappen meekrijgt met al deze ontwikkelingen. Eigenlijk wil niemand een windmolenpark in zijn achtertuin. Als overheid moet je daarom nadenken hoe je dit zo goed mogelijk kan faciliteren. Wellicht moeten de voordelen van wind- en zonne-energie op een directere manier terugvloeien naar bepaalde gemeenschappen, zodat zij enthousiaster worden en meer betrokken raken. Zoals bij het windpark Veur de Wind, waar omwonenden meeprofiteren van het park, in plaats van dat het ze met dwang werd opgelegd.”
De Klerk: “Al dit soort zaken vragen om een heldere visie vanuit de overheid. Het moet voor investeerders en bedrijven duidelijk zijn wat ze van de overheid kunnen en mogen verwachten en hoe die hen kan helpen. De overheid schept duidelijke randvoorwaarden voor de langere termijn. Als we om de dag een windmolen willen bouwen, dan moet onder meer de termijn om een vergunning te krijgen voor de bouw van een windmolenpark vele malen sneller dan nu het geval is.”
Win-winsituaties
We hebben in korte tijd veel werk te doen. Niettemin zijn volgens Oudmaijer en De Klerk de juiste bouwstenen aanwezig om dit succesvol aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan een innovatiecultuur, een al lang bestaande industriële sector en een toonaangevend onderwijssysteem. De uitdaging die voor ons ligt, is om al onze capaciteiten op vernieuwende wijze te orkestreren en de transitie te versnellen op een manier die samenleving, klimaat en economie ten goede komt.
De Klerk: “Wat je niet wilt is dat bedrijven hun deuren in Nederland sluiten en in een ander land met dezelfde uitstoot verdergaan. De vraag is dus hoe we ervoor zorgen dat we economische daad- en draagkracht houden zonder daarbij onze verantwoordelijkheid ten aanzien van het klimaat te verzaken. Oftewel, we moeten opnieuw kijken wat onze rol is in de energietransitie en waarin we willen investeren als B.V. Nederland. Belangrijk is dat die keuzes passen bij de capaciteit van ons land en hetgeen waar we goed in (willen) zijn.”
Oudmaijer: “We zijn in Nederland al een tijd bezig met waterstof, mede om de grote industrie te faciliteren. Als we ervoor kiezen om daar vol op in te zetten, dan zou de overheid met een duidelijke visie moeten komen. Stil staan bij vragen als: Op welke type waterstofdragers zetten we in? Waar willen we waterstof wel en niet voor gebruiken, en hoe gaan we dat als overheid faciliteren? De overheid zal een faciliterende rol moeten pakken, zodat bedrijven een afgewogen investeringsbeslissing kunnen maken. Bijvoorbeeld door te zorgen dat er sneller vergunningen worden afgegeven, het duidelijk is waarvoor we het willen gebruiken en door locaties aan te wijzen waar fabrieken gebouwd kunnen worden.”
De Klerk: “Een ander idee is om het North Sea Consortium te versterken door een visie en een uitvoeringsplan te creëren. Dat positioneert de Noordzee als een krachtcentrale van de Noordwest-Europese offshore op het gebied van windenergie- en waterstofproductie. Op die manier zet je Nederland neer als krachtpatser en dient het als een mondiale blauwdruk voor een succesvolle energietransitie.”
Oudmaijer: “Begin hiermee door als overheid een duidelijke visie neer te leggen en samen met het bedrijfsleven pilotprojecten te starten om uit te vinden wat wel en niet werkt. Een iteratief proces waarbij overheid en bedrijfsleven hand in hand de meest succesvolle initiatieven verder brengen, waardoor duidelijk wordt wat daadwerkelijk impact oplevert. De tijd om het laaghangend fruit te plukken is voorbij, het gaat nu om heldere keuzes en concrete acties!”
Aanpak woningtekort: Begint met regievoering, verbinding en vereenvoudiging
De gevolgen van de woningnood manifesteren zich op vele manieren, van studenten en dertigers die nog bij hun ouders wonen tot mensen met een middeninkomen die tussen wal en schip raken, en dak- en thuislozen zonder nachtopvang. Onbetwistbaar is dat huisvestingsproblemen en het ontbreken van een stabiele woonsituatie grote sociaaleconomische gevolgen met zich meebrengen, waaronder impact op werk, gezondheid en onderwijs.
Het is dan ook niet verrassend dat het woord 'bestaanszekerheid' vaak voorkomt in diverse verkiezingsprogramma's. Het vraagstuk is urgenter en nijpender dan ooit. Er is een behoefte aan 900.000 woningen vóór 2030 vastgesteld. Daarnaast stijgt het huidige woningtekort dit jaar van 3,9 procent naar 4,8 procent, grotendeels als gevolg van toenemende migratie, ouderen die langer thuis blijven wonen en het feit dat er steeds minder mensen samen in een huis wonen.
Hoe pakken we het woningtekort aan?
In reactie op het oplopende woningtekort zei demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening): “We moeten met meer tempo en meer regie, meer betaalbare huizen gaan bouwen.” Maar: hoe doe je dat in zo'n complex krachtenveld?
Lennert Middelkoop en Gijsbert Duijzer leiden het Deloitte Real Estate team dat zich bezighoudt met alles rondom woningbouw. Momenteel werken ze in opdracht van het ministerie van BZK onder meer aan het versnellen van de realisatie van tijdelijke huisvesting.
Middelkoop: “Dat is ontstaan vanuit het idee dat we, naast analyses en diepgravend onderzoek, vooral de noodzaak zagen om te helpen bij het tekort aan realisatiekracht.”Duijzer: “We staan nu met onze voeten in de klei en zijn inmiddels betrokken bij zo'n 230 woningbouwprojecten door heel Nederland. We helpen onder meer woningcorporaties, bouwers, gemeentes, provincies, nutspartijen, en kijken wat er nodig is om de projecten van de grond te krijgen en richting realisatie te brengen. We spreken iedereen, werken met alle partijen samen, en maken op die manier verschil.”
Knelpunten
Duijzer en Middelkoop benadrukken dat het een complex vraagstuk is. Ze zien vier belangrijke knelpunten die de realisatie van huisvesting bemoeilijken. Draagvlak en locaties is een eerste punt. Middelkoop: “We merken dat er op bestuurlijk, politiek en maatschappelijk niveau vaak discussie en terughoudendheid is om bepaalde locaties toe te wijzen aan aandachtsgroepen, zoals arbeidsmigranten.” Duijzer: “Ruimte is schaars en er is altijd wel een reden te bedenken waarom er iets anders op een bepaalde plek moeten komen. Zeker als het gaat om mensen die momenteel niet tot de gemeenschap behoren van een bepaalde gemeente.”
Een tweede knelpunt is de business case die, zowel voor tijdelijke als reguliere huisvesting, op dit moment vaak niet rond te krijgen is. Duijzer: “Oorzaken zijn onder meer de stijgende rente en de hoge grond- en bouwkosten, waardoor de kosten van woningen te veel stijgen. Tegelijkertijd kun je de huurprijzen in de sociale huursector nauwelijks verhogen. Bovendien worden locaties nu vaak tijdelijk vergund voor een periode van maximaal 15 jaar, wat onduidelijkheid schept over de toekomst van deze woningen. Dit resulteert in een negatieve business case.”
Ruimtelijke ordening is een derde knelpunt. Duijzer: “De regelgeving rondom ruimtelijke ordening was al ingewikkeld, en de nieuwe omgevingswet zal bij veel gemeenten waarschijnlijk eerst vooral tot onzekerheid en vertraging leiden.” Middelkoop: “Iedereen heeft het recht er iets van te vinden, en er spelen vaak veel belangen. Denk bijvoorbeeld aan de regels voor bezwaar en beroep of de flora- en faunawet. Het is belangrijk dat we regelgeving hebben voor dit soort zaken, het gaat immers over belangrijke thema's als leefbaarheid en duurzaamheid, maar op dit moment ontbreekt een integrale uitvoering.”
Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen. Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor elektriciteitsaansluitingen.”
Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen.
Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan
materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor
elektriciteitsaansluitingen.”
"Om verschil te maken als overheid, moet je een uitvoerende regie pakken."
Actieve betrokkenheid bij projecten
De grote vraag is hoe je binnen dit krachtenveld laveert en vooral wat dan wel werkt in de aanpak van het woningtekort. Als je als overheid verschil wilt maken, moet je een uitvoerende regie pakken, stellen Duijzer en Middelkoop. “Sturen door actief betrokken te zijn bij projecten”, zegt Duijzer. “Alleen op die manier kun je eigenaar worden van het probleem en echt snappen wat er in praktijk speelt. Actieve betrokkenheid legitimeert bovendien het beleid en helpt om de echte knelpunten te identificeren. Dat heeft tot gevolg dat je beleid en interventies kunt ontwikkelen die echt iets oplossen.”
Middelkoop: “Regie vanuit de Rijksoverheid is nodig. Als het gaat om draagvlak en locaties is het een illusie om te denken dat gemeenten daar alleen doorbraken zullen forceren. Daar ligt een taak voor de hele overheid.”
Duijzer: “De overheid moet locaties aanwijzen, maar dat moet wel hand in hand gaan met de uitvoering. Als je als Rijksoverheid actief en constructief betrokken bent bij de realisatie van woningbouwprojecten, en op basis daarvan locaties aanwijst, is dat veel effectiever en zal dat meer geaccepteerd worden dan wanneer je op afstand beleid formuleert.”
Middelkoop: “Een bindend beleidskader dat aanwijzen mogelijk maakt, heeft bovendien tot gevolg dat het voorspelbaar wordt waar in Nederland voor welke ruimtelijke invulling gekozen wordt. Daar is veel behoefte aan, ook bij professionele partijen die nu vaak moeten anticiperen op vele mogelijkheden en dan terugdeinzen voor grote investeringen zoals een robotlijn in een woningfabriek.”
Problemen vereenvoudigen
Volgens Duijzer en Middelkoop is er naast sturing en betrokkenheid bij de uitvoering van projecten nog een belangrijke rol weggelegd voor de Rijksoverheid: het verminderen van complexiteit. Middelkoop: “Bij de 230 projecten waar we bij betrokken zijn, zijn we continu bezig met het aanpakken van alle beren op de weg. We nemen elk probleem afzonderlijk ter hand en proberen het op te lossen."
"Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een woning sneller neer te zetten?"
Duijzer: “Projecten lopen vaak vast door een overvloed aan uitdagingen. Het werkt echt om deze één voor één te lijf te gaan. Daarbij is het wel van belang dat alle partijen samenkomen, lef tonen en bereid zijn om concessies te doen.”Middelkoop: “Naast het geven van richting en het begrijpen van de lokale situatie, is het eveneens de taak van de Rijksoverheid om alle relevante partijen bijeen te brengen om samen te zoeken naar oplossingen. Het klinkt zo simpel, maar we merken vaak dat mensen soms jaren over elkaar kunnen praten, terwijl ze elkaar amper kennen.”
Het is verre van makkelijk om Nederland op een goede manier in te richten als het gaat om woningbouw. Middelkoop en Duijzer zeggen daarom: draai het om. Als het zo complex is op een plek, ga dan naar die plek toe om te praten met de betrokken partijen. Middelkoop: “Voer regie, zodat de uitvoering daar baat bij heeft, en niet andersom. Geef bindend richting en help waar nodig. Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een bepaald type woning sneller neer te zetten? En pas dáár vervolgens je randvoorwaarden, beleid en regie op aan.”
Duijzer: “Regie en uitvoering zijn niet los van elkaar te zien. Als je draagvlak wilt creëren voor die regierol, hoort uitvoering daar altijd bij. Durf je te verhouden tot individuele projecten en ga ermee aan de slag. De rest volgt vanzelf. Na een bezoek aan een bouwkeet, gemeentehuis, woningcorporatie of participatieavond, ga je altijd naar huis met het idee: het kan anders, simpeler, en minder complex.”
Reflections from the 2023 Smart City Expo
My fifth round at World Smart City Expo in Barcelona brought a blend of familiarity and fresh perspectives. Over the past few years I have grown increasingly skeptical of what I often call “stupid” smart-solutions like surveillance systems, sensored waste bins and digital twins which dominate the Expo. I’ve learned that these solutions often lock cities into proprietary systems and substantial investments with uncertain returns. Amidst this skepticism, I found this year’s activities to be a hub of insightful exchanges and reconnection with international peers. Here's a rundown of my top five learnings and insights from the activities I co-organized or engaged in during the event:
- Generative AI Potential: Visiting the Microsoft Pavilion offered a glimpse into the transforming potential of Generative AI. Microsoft showcased a new product enabling organizations to train their own Generative AI models using internal data, potentially revolutionizing how work gets done. Given the impact we’ve already seen from platforms like OpenAI in the past year, and Microsoft's ongoing investment in this field, it's intriguing to ponder its implications for the future of work.
- BIT Habitat Urban Innovation Approach: I was impressed to learn more about Barcelona’s practical urban innovation approach based on Mariana Mazzucato vision. Every year the city defines a number of challenges and co-finance solutions. Examples of challenges tackled through this program include lowering the number of motorbike accidents, and improving the accessibility of public busses in the city. The aim of the approach is not to develop a new solution, but to find ways to co-finance innovation that generates a public return. This governmental push to shape the market resonates as a much-needed move in the smart city landscape where gains are often privatized while losses are socialized.
- EU Mission: Climate Neutrality and Smart Cities: Discussions at the European Commission’s pavilion with representatives from the NetZeroCities consortium highlighted the need for standardized CO2 monitoring in cities. Currently, methodologies vary widely, making comparisons difficult. Practically this means that one ton of CO2 as calculated in one city might translate to zero or two tons of CO2 in another city. While meeting cities at different stages on their climate journey is crucial (ie some cities might only monitor Scope 1 & 2 emissions, while others will also include Scope 3), a key priority for the European Commission and NetZeroCities should be to implement more standardized and robust approaches for measuring and monitoring CO2 emissions, for instance using satellite data.
- Sustainability & Digitalization Dilemmas: Participating in SmartCitiesWorld’s sustainability roundtable revealed several challenges and dilemmas. A key issue raised by participating cities is that sustainable solutions often benefit only certain segments of the population. Think for instance about the subsides for electric vehicles in your city or country – they most likely flow to the wealthiest portion of the population. Moreover, the assumption that digital and green solutions always complement each other is being challenged, as city representatives are starting to understand that digital solutions can contradict and undermine energy efficiency and neutrality goals. Ultimately many of the participants in the roundtable agree on the need to focus much more on low-tech and behavioral solutions instead of always looking to tech innovations which in many cases are neither affordable, nor effective in achieving their stated goals.
- Drum & Bass Bike Rave: Despite the interesting sessions and conversations, it’s an event outside the Expo that emerged as the highlight for me. Two days before the Expo I joined Dom Whiting’s Drum & Bass On The Bike event, with thousands other people taking to the streets of Barcelona on bikes, roller bladders and skateboards. Whiting first started playing music on his bike to counteract loneliness during the Covid-19 pandemic, and since then he has become a global sensation. This was by far the largest and most special critical mass event I have ever participated, and the collective experience was electrifying. To paraphrase H. G. Wells who is thought to have said that “every time I seem an adult on a bicycle, I no longer despair for the future of the human race”, I can similarly say that seeing thousands of people bike and jam through the streets of Barcelona provided me with a glimpse into a hopeful future where community, sustainability and joy intersect.
Overall, I experienced this edition of the Smart City Expo as a melting pot of diverse perspectives and a valuable opportunity to connect with international peers. However, I do have two perennial critiques and recommendations for next year's event. Firstly, the Dutch delegation should finally organize a "Climate Train" as the main transport for its 300+ delegates to and from the Expo. Secondly, I advocate for a shift in the Expo's focus, prioritizing institutional and policy innovations over the current tech-driven approach. This shift would better address the real challenges cities face and the solutions they need, fulfilling the Expo's ambition to be the platform shaping the future of cities as places we aspire to live in.
22. Nature, never far away
This is the 22st episode of a series 25 building blocks to create better streets, neighbourhoods, and cities. Its topic is the way how the quality of the living environment benefits from reducing the contrast between urban and rural areas.
Photos from space show a sharp contrast between city and countryside. Urban areas are predominantly gray; rural areas turn green, yellow, and brown, but sharp contrasts are also visible within cities between densely built-up neighborhoods and parks. Even between neighborhoods there are sometimes sharp transitions.
The division between city and country
Large and medium-sized cities on the one hand and rural areas on the other are worlds apart in many respects and local government in municipalities would like to keep it that way. For a balanced development of urban and rural areas, it is much better if mutual cohesion is emphasized, that their development takes place from a single spatial vision and (administrative) organization and that there are smooth transitions between both. The biggest mistake one can made is regarding the contrast between city and country as a contradiction between city and nature. Where large-scale agriculture predominates in the rural area, the remaining nature has a hard time. Where nature-inclusive construction takes place in cities, biodiversity is visibly increasing.
The idea that urban and rural areas should interpenetrate each other is not new. At the time, in Amsterdam it was decided to retain several wedges and to build garden villages. Some of the images in the above collage show such smooth transitions between urban and rural areas: Eko Park, Sweden (top right), Abuja, Nigeria (bottom left), and Xion'an, China (bottom center). The latter two are designs by SOM, an international urban design agency that focuses on biophilic designs.
Pulling nature into the city
Marian Stuiver is program leader Green Cities of Wageningen Environmental Research at WUR. In her just-released book The Symbiotic City, she describes the need to re-embed cities in soil, water and living organisms. An interesting example is a design by two of her students, Piels and Çiftçi, for the urban expansion of Lelystad. The surrounding nature continues into the built-up area: soil and existing waterways are leading; buildings have been adapted accordingly. Passages for animals run between and under the houses (see photo collage, top left). Others speak of rewilding. In this context, there is no objection to a small part of the countryside being given a residential destination. Nature benefits!
Restoration of the rural area
The threat to nature does not come from urban expansion in the first place, but mainly from the expansion of the agricultural area. Don't just think immediately of the clearing of tropical rain woods to produce palm oil. About half of the Dutch land area is intended for cows. Usually, most of them are stabled and the land is mainly used to produce animal feed.
The development of large-scale industrialized agriculture has led to the disappearance of most small landscape features, one of the causes of declining biodiversity. Part of the Climate Agreement on 28 June 2019 was the intention to draw up the Aanvalsplan landschapselementen . Many over-fertilized meadows and fields that are intended to produce animal feed in the Netherlands were once valuable nature reserves. Today they value from a biodiversity point of view is restricted and they are a source of greenhouse gases. Nature restoration is therefore not primarily focusses at increasing the wooded area. Most of the land can continue to be used for agricultural and livestock farming, provided that it is operated in a nature-inclusive manner. The number of farmers will then increase rather than decrease.
Pulling the city into nature
There are no objections against densification of the city as long this respects the green area within the city. So-called vertical forests by no means make up for the loss of greenery. Moreover, space is needed for urban agriculture and horticulture (photo collage, top center), offices, crafts, and clean industry as part of the pursuit of complete districts. Nature in the Netherlands benefits if one to two percent of the land that is currently used to produce animal feed is used for housing, embedded in a green-blue infrastructure. Some expansion and densification also apply to villages, which as a result are once again developing support for the facilities, they saw disappearing in recent decades.
Finally, I mentioned earlier that nature is more than water, soils, plants, and trees. Biophilic architects also draw nature into the built environment by incorporating analogies with natural forms into the design and using natural processes for cooling and healthy air. The 'Zandkasteel' in Amsterdam is still an iconic example (photo collage, bottom right).
Follow the link below to find an overview of all articles.
Stay up to date
Get notified about new updates, opportunities or events that match your interests.