#Policy
News

Topic within Energy
Pelle Menke, Communications and Programme officer Mobility at Amsterdam InChange, posted

Samenwerken aan transitievraagstukken; wat is er nodig? - Opbrengsten van het Amsterdam Smart City partnerdiner 2024

Featured image

Als Amsterdam Smart City netwerk bijten we ons vast in complexe stedelijke transitievraagstukken. Ze zijn complex omdat doorbraken nodig zijn; van kleine doorbraakjes, tot grotere systeem doorbraken. Denk aan bewegingen rond; organisatie-overstijgend werken, domein-overstijgend werken, en van competitief naar coöperatief. Als netwerk zetten we samenwerkingsprojecten op waarin we gaandeweg ondervinden met wat voor barrières we te maken hebben en wat voor doorbraken er nodig zijn.

Tijdens ons jaarlijkse Partnerdiner op 2 april, hadden we het samen met eindverantwoordelijken van onze partnerorganisaties over de strategische dilemma’s die spelen bij transitievraagstukken. Als gespreksstarters gebruikten we onze lopende onderwerpen van 2024: De coöperatieve metropool, de ondergrond, de circulaire metropool en drijvende wijken. De gesprekken aan tafel gingen echter over wat er aan de basis staat van het werken aan transitievraagstukken. Zo ging het bijvoorbeeld over; het samenwerken aan visies en scenario’s, leiderschap, burgerlijke ongehoorzaamheid en de kracht van coöperaties. In dit artikel bespreek ik beknopt een aantal onderwerpen die onder de aandacht werden gebracht door onze gasten.

Belangen en visie organiseren
Bij een vraagstuk of onderwerp als de ondergrond, gaan we het al snel hebben over de data en de oplossingen. Dat is ‘te makkelijk’. Technisch gaat het allemaal wel kunnen, maar als we daar te snel beginnen met de oplossing lopen we over een aantal jaar weer vast. Het is belangrijk om eerst een stapje terug te doen en een gedeeld belang en gedeelde visie te organiseren.

Hoe je belanghebbenden verzamelt, en de methode om tot een gedeelde visie te komen, dat is wat meer aandacht verdient. Neem het ondergrond vraagstuk als voorbeeld. Op welke schaal organiseer je daarvoor de belanghebbenden? Aan de oppervlakte hebben we Gemeentelijke en Provinciale grenzen, maar in de ondergrond liggen netwerken van kabels en leidingen die op andere schaal zijn geïnstalleerd en hebben we te maken met bodemtypologieën met verschillende behoeften.

Samen voorstellen en voorspellen
Dat waar je naartoe wilt werken, dat moet van iedereen voelen. Het is belangrijk om een setting te creëren van gedeeld eigenaarschap, waarin iedereen zich ook gehoord voelt, en dat je voelt dat de mensen met wie je gaat samenwerken ook voor jouw belangen op zullen komen. Om samen tot een visie te komen, is het belangrijk om te werken aan scenario’s en die samen te doorleven. Je moet het dan niet alleen hebben over waar je heen wilt, maar ook uitwerken wat er gebeurt als je niets doet of als het helemaal verkeerd uitpakt.

De scenario’s zouden op waarden moeten rusten. Het beeld wat bij de scenario’s hoort is veranderlijk, maar de waarden niet. Samen ben je continu in samenspraak over wat de waarden betekenen voor het verhaal dat je creëert.

Leiderschap en een interdisciplinaire werkwijze
Transitievraagstukken en bovenstaande aanpakken verdienen een bepaald soort leiderschap. Zo zou een leidinggevende bijvoorbeeld een veranderlijke en faciliterende houding moeten tonen, en moet hij/zij vanuit waarden werken die inspireren en verbinden. Het zou meer moeten gaan over het faciliteren van doeners, het stimuleren van doelgericht samenwerken in plaats van taakgericht en ruimte bieden voor menszijn en persoonlijke expertises. Met dit laatste wordt verwezen naar een stukje burgerlijke ongehoorzaamheid. Om dingen die we belangrijk vinden in gang te zetten moeten we soms even los kunnen denken van onze organisatiestructuren en functies. We zouden wel wat vaker mogen appelleren aan ons menszijn.

Meer faciliteren en minder hiërarchie helpt ons om beleid en praktijk dichter bij elkaar te brengen, en om van competitief naar meer coöperatief te bewegen. Als je naar de uitvoering gaat mag de kracht verplaatsen naar de uitvoerders. De machtsverschuivingen tussen leidinggevenden en de doeners, met specifieke rollen en expertises, mag in een constante wisselwerking rond gaan.

Ook interdisciplinair samenwerken aan transitievraagstukken zal nog meer moeten worden gestimuleerd, en misschien wel de norm moeten worden. Bij overheden en bestuurders bijvoorbeeld, zijn transitie thema’s verdeeld over domeinen als energie, mobiliteit, etc. maar de vraagstukken zelf zijn domein overstijgend. Als voorwaarde zou je kunnen stellen dat je altijd twee transities aan elkaar moet koppelen. We zouden meer inspirerende voorbeelden moeten laten zien waarbij verschillende domeinen en transities aan elkaar worden gekoppeld, door bijvoorbeeld overheden.

Publiek-privaat-civiel
Publieke, private en civiele partijen zouden nog meer naast elkaar aan tafel mogen, in plaats van tegenover elkaar. Bedrijven kunnen verzuild zijn, of zich zo voelen, en zouden nog meer om zich heen kunnen kijken en samenwerken. Niet alleen met overheden, maar ook met civiele organisaties. Er zijn vaak meer gezamenlijke belangen dan we denken.

In een beweging naar niet-competitief samenwerken kunnen coöperaties een belangrijke factor zijn. Wanneer je meer autoriteit bij coöperaties neerlegt, weet je zeker dat er in de basis voor een wijk, een stad, haar inwoners, een publiek belang wordt gewerkt. Er liggen dan ook veel kansen bij een faciliterende houding vanuit de overheid naar coöperaties toe, en in de samenwerking tussen bedrijven en coöperaties.
 
Er zijn tijdens dit diner veel onderwerpen aan bod gekomen waar we met het netwerk mee aan de slag kunnen in onze programmering. De input wordt gebruikt voor onze lopende vraagstukken en we gaan de komende tijd in gesprek met partners om te kijken of we van start kunnen met verdiepende sessies of het ontwikkelen van methoden op (enkele van) deze onderwerpen.
<em>Wil je doorpraten over deze onderwerpen, met ons - of een van onze partners? Mailen kan naar pelle@amsterdamsmartcity.com*</em>

Pelle Menke's picture #CircularCity
Noor Veenhoven, Program manager energy & circularity at Amsterdam InChange, posted

Demoday #23: Co-creating with residents in the heat transition

Featured image

The heat transition is in full swing. Municipalities want their residents off the gas and want them to switch to renewable sources of heat. Unfortunately, heat grids have often led to frustrated residents. Which in turn has led to delayed or cancelled plans for the municipality.

Dave van Loon and Marieke van Doorninck (Kennisland) have looked into the problems surrounding heat grids and came up with a plan. In this Demoday work-session we dived into the problems surrounding heat grids and their plan to solve them. The session was moderated by our own Leonie van Beuken.

Why residents get frustrated with heat grid plans

Involving residents in the planning of a heat grid is difficult. It takes a lot of time and effort and the municipality is often in a hurry. This is why they choose for a compromise in which they already make the plan, but try to involve citizens at the end part. However, this leads to residents not having anything to say in the plans. They can block the plans, but they can’t really make changes. This leads to a lot of dissatisfaction.

This top-down approach doesn't seem to be ideal for involving residents in the heat transition. That's why Kennisland is working on developing a plan for early collaboration with residents in the heat transition of neighbourhoods, with a focus on connecting with the community's concerns.

They have seen that this kind of approach can be successful by looking at the K-buurt in Amsterdam-Zuid-Oost. In the initial stages, the first plan for the K-buurt didn't gain much traction. However, when they shifted towards a more collaborative approach, people felt empowered to engage, leading to a more meaningful participation process. Instead of traditional town hall meetings, discussions took place in community spaces like the local barber shop. This shift towards genuine participation and co-creation has resulted in a much-improved end product, one that residents truly support and believe in.

The plan for co-creation in the heat transition

The plan that Kennisland came up with consists of a few key points that are necessary for success:
• Engage with residents early on in the process.
• Also consider other issues in the neighbourhood. There might be more pressing concerns for the residents themselves.
• Ensure accessibility for everyone to participate.
• Truly collaborate on developing a list of requirements.
• Harness creativity.
• Work in a less compartmentalized manner.
They aim to form a neighbourhood alliance and organize a community council. Together a plan can be made for the neighbourhood that all residents can get behind.
This plan might take a bit longer at the start, but that investment in time will pay itself back in the end.

SWOT analysis of co-creation plan

After Dave and Marieke explained their plan we did a SWOT analysis with the group. We looked at the Strengths, Weaknesses, Opportunities, and Threats of the plan.

The main strength that was pointed out was the ability to make a plan together with the residents. The residents experience the neighbourhood differently than a government official, which makes the final plan more beneficial to everyone.

The weaknesses the group saw in the plan were mainly that this could potentially slow down the process. Should we maybe do less participation instead of more and use force to get this heat transition going?

There were a lot of opportunities identified for this plan. The quality of the plan (and the neighbourhood) can greatly increase. By slowing down at the start we can actually accelerate and improve the neighbourhood on many levels. This plan also offers a great learning experience.

Finally, we went into the threats. One of the big threats that was pointed out was the lack of trust. If residents don’t trust the municipality and the process then it will never be possible to let this plan succeed. The explanation to residents also needs to be understandable. The explanation around a heat grid can get technical very quickly, and residents often don’t have the background to understand everything. The last threat that was pointed out was that if you get a lot of input from the residents for the plan, you also have to do something with that, and still be realistic. You have to work hard to manage expectations.

We completed the session by asking the participants if they knew any partners and places to collaborate with for this plan, or if they had any other ideas to make this plan successful.

We would now like to ask the same questions to you! Do you know someone who would like to partner up with Kennisland, do you know a place where this plan can be tested, or do you have any other ideas? Let us know by contacting me at noor@amsterdamsmartcity.com.

Noor Veenhoven's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

ESG in de publieke sector: benut de EU duurzaamheidsagenda

Featured image

Gebruik deze als kapstok voor uw strategie

De kracht van een integrale strategie die financiën, mens en milieu met elkaar in balans brengt. Duurzaamheid is de nieuwe norm. Veel organisaties hebben duurzaamheid reeds een plek gegeven in hun strategie. Maar hoe zorgt u dat u tot een integrale strategie en juiste verantwoording komt? De standaarden die de EU zet op het gebied van duurzaamheid, vanuit haar ambitie om de EU een duurzame regio te laten zijn in 2050, geven de mogelijkheid om als publieke instelling relevante duurzaamheidsthema’s te selecteren en prioriteren tot een integrale strategie en een heldere verantwoording. In aansluiting op de wensen en verwachtingen van alle stakeholders.

De meerwaarde van ESG voor uw organisatie

Onze maatschappij verlangt steeds sterker van organisaties dat zij hun financiële resultaten in balans brengen met hun sociale belangen en het milieu. In antwoord hierop heeft de EU de Green Deal vastgesteld, die de regio duurzaam moet maken op basis van vijf milieuthema’s (klimaat, vervuiling, water, biodiversiteit en circulariteit). Om daarop te kunnen sturen heeft de EU ook richtlijnen voor verslaggeving vastgesteld, de zogenoemde Corporate Sustainability Reporting Directive (hierna CSRD) vastgesteld. Uit deze richtlijn zijn de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) voortgekomen. Deze standaarden bieden handvatten voor hoe een organisatie zich op het gebied van milieu (Environment), mens (Social) en bestuur (Governance) kan verantwoorden. 
De EU-standaarden bieden publieke organisaties de kapstok om duurzaamheid een integraal onderdeel te maken van de organisatiestrategie en voorop te (blijven) lopen in de beweging. De ESRS zijn weliswaar primair gericht op verslaggeving, maar bieden ook een mooi afwegingskader voor bestuurders en management bij het maken van strategische keuzes. Daarmee bereidt u zich voor op een toekomst waarin organisaties nadrukkelijker worden gevraagd om een positieve impact op mens, milieu en maatschappij te maken en waarin bepaalde duurzaamheidsontwikkelingen (zoals klimaatverandering) risico’s kunnen gaan vormen voor uw organisatie.

Welke verplichtingen gelden voor publieke instellingen?

Iedere publieke instelling krijgt naar verwachting te maken met eisen op het gebied van duurzaamheid en transparantie daarover. Hetzij omdat dit verplicht wordt in Nederlandse wetgeving, dan wel doordat uw stakeholders u om verantwoording gaan vragen. Zo zal bijvoorbeeld uw bank bij het verstrekken van financiering naar verwachting u bevragen over het effect van de verstrekte lening op mens, milieu en maatschappij. Een bank heeft namelijk de verplichting te rapporteren over de duurzaamheid van haar portefeuille.

"Het is zo goed als zeker dat publieke organisaties gevraagd gaan worden zich te verantwoorden over duurzaamheid"

De weg naar een integrale strategie en heldere ESG-rapportage

Onderstaande roadmap vertelt hoe u in 7 stappen tot een integrale strategie en verantwoording kan komen. Het vormgeven van een integrale strategie - waarin duurzaamheid een prominente plek inneemt - en u als organisatie hierover kunnen verantwoorden, is een proces dat niet alleen afstemming behoeft met de stakeholders, het vraagt ook om inbedding in alle processen van het bedrijf – en dat komt met de nodige inspanning en doorlooptijd. Wij adviseren u dan ook om hiermee tijdig aan de slag te gaan.

Essentieel is allereerst te bepalen wie hiervoor verantwoordelijk is binnen uw organisatie (stap 1). Om vervolgens te beoordelen op welke duurzaamheidselementen uw organisatie een significante impact heeft (stap 2). Wanneer sprake is van een significante impact noemen we dat ook wel ‘materiële impact’.

Hoe bepaalt u op welke onderdelen uw impact materieel is?

Welke duurzaamheidsthema’s relevant zijn, wordt bepaald door de aard van uw activiteiten, de behoeften van de belanghebbenden van uw organisatie op dit vlak én uw eigen ambitie en beleid.

Uw stakeholders, zowel intern als extern, kunnen belangrijke informatie geven in de materialiteitsanalyse over de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt. Zij zijn echter niet allesbepalend. U kent zelf uw organisatie het beste en de aanwezige expertise binnen uw organisatie is ook zeker van belang om te bepalen waar de belangrijkste thema’s liggen. Uiteindelijk bepaalt u als management welke thema’s u zich op richt, op basis van de verkregen input en aangevuld met uw eigen strategische keuzes.

Een materialiteitsanalyse is tweeledig: u kijkt niet alleen naar de impact van de organisatie op de omgeving, maar ook naar de financiële impact van duurzaamheidsthema’s op de organisatie. Als u bijvoorbeeld denkt aan vervoersbewegingen - en daarmee samenhangende uitstoot - die uw dienstverlening teweegbrengt,  dan is niet alleen de vraag hoe groot de invloed van die uitstoot is op de omgeving, maar ook wat er gaat veranderen door bijvoorbeeld regelgeving. Komt er bijvoorbeeld regelgeving die uitstootreductie verplicht en betekent dat dat elektrisch vervoer de standaard wordt? Dan kan dat belangrijke financiële impact hebben op de waarde en levensduur van uw huidige vervoersmiddelen.  

"Met input van uw stakeholders en experts bepaalt u in een materialiteitsanalyse de duurzaamheidsthema’s waar uw organisatie het verschil maakt."

In een volgende publicatie zullen we dieper ingaan op stappen 3 t/m 7.

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Geen CSRD verplichting?

Featured image

Waarom de dubbele materialiteitsanalyse tóch van belang is.

Voor publieke organisaties is de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) niet verplicht. Toch is de dubbele materialiteitsanalyse een goede manier voor organisaties om inzicht te krijgen in hun impact, kansen én risico's op het gebied van duurzaamheid, vertellen Oscar Ferrero Scholte en Leon Stokman, beide senior manager bij Deloitte Audit & Assurance.

Als het gaat om duurzame bedrijfsvoering is er momenteel veel te doen rond het idee van 'dubbele materialiteit', en dat is niet zonder reden. Het uitvoeren van een dubbele materialiteitsanalyse is feitelijk de eerste cruciale stap om te voldoen aan de nieuwe Europese Sustainability Reporting Standards (ESRS) die vanaf 2024 ingaan.
Met andere woorden: begrijpen wat de impact, kansen en risico's hiervan zijn én hoe je het kunt toepassen in je organisatie is nog nooit zo belangrijk geweest. Ook voor publieke organisaties, want al geldt deze verplichting voor hun (nog) niet, het is te verwachten dat ook zij zich in de nabije toekomst over hun duurzaamheidsprestaties zullen moeten verantwoorden.

Twee perspectieven

De dubbele materialiteitsanalyse vraagt van organisaties om enerzijds na te gaan hoe hun acties invloed hebben op de mens en de planeet (het inside-out perspectief), en anderzijds om in kaart te brengen hoe duurzaamheidskwesties hun financiële welzijn kunnen beïnvloeden (het outside-perspectief). Het gaat er dus om dat je vanuit twee verschillende perspectief naar het grote geheel kijkt.

Inside-out De impact van de acties van een organisatie op mens en planeet kunnen zowel positief als negatief zijn. Wanneer er schade aan de natuur ontstaat is dat een negatieve impact, terwijl je als organisatie juist ook kunt bijdragen, bijvoorbeeld aan de energietransitie. Schendingen van mensenrechten is een voorbeeld van een negatieve impact op mens en maatschappij. Maar een organisatie kan bijvoorbeeld ook de kansengelijkheid vergroten en daardoor armoede verminderen. Met als secundair gevolg een lagere druk op sociale zekerheid en hogere belastinginkomsten voor de (lokale) overheid.

Outside-in Hier gaat het om de impact van duurzaamheid en klimaat op jouw organisatie. Dit gaat om zaken zoals groei, prestaties en kapitaalkosten van je organisatie op de korte, middellange en lange termijn. Denk bijvoorbeeld aan de wettelijke CO2-heffingen en de ontwikkelingen van circulaire producten. Van oudsher vonden vooral investeerders dit perspectief van belang, maar inmiddels is er samenleving breed interesse in de manier waarop organisaties met duurzaamheidsrisico's en -kansen omgaan.
In de dubbele materialiteitsanalyse worden deze twee perspectieven gecombineerd, zodat je als organisatie kunt achterhalen welke duurzaamheidsrisico's en -kansen specifiek voor jouw organisatie materieel zijn en dus moeten worden meegenomen in je rapportage. Het is een forse opgave, maar biedt je organisatie ook voordelen. De belangrijkste meerwaarde is dat het handvatten geeft om de middelen van je organisatie te gebruiken voor zaken die er echt toe doen, én hierop ook actief te sturen. De strategie komt daarmee volledig in lijn met de duurzaamheidsambities. Bovendien draagt het actief betrekken van stakeholders bij aan het maatschappelijke draagvlak van je organisatie en de strategische keuzes die je maakt.

Eerste stappen

De logische, eerste stappen zijn:

  1. Het inventariseren van je waardeketen
  2. Beoordelen waar je organisatie een materiële impact heeft in de keten
  3. Het inventariseren en benaderen van de betrokkenen: wie zijn de relevante stakeholders?

Hou hierbij ook de twee perspectieven in gedachten en ga na op wie je activiteiten een directe invloed hebben, en wie er belang hebben bij jouw rapportage. Ga vervolgens met deze stakeholders (van afnemers van diensten tot financiers en sociale partners) in gesprek, en maak samen een lijst van de mogelijke relevantie duurzaamheidsonderwerpen. Het vastleggen van de wijze waarop je materialiteitsanalyse tot stand is gekomen is daarbij nuttig, want dat maakt het proces toetsbaar.

Deskundigen betrekken en samenwerken

Duurzaamheid is een breed begrip, waardoor de meningen van stakeholders sterk uiteen kunnen lopen. Op zo'n moment helpt het om zowel interne als externe deskundigen te betrekken om de gesprekken met stakeholders te structureren.
Bij het bepalen en beoordelen van effecten, risico's en kansen is bijvoorbeeld expertise nodig op de gebieden van strategie, financiën en risicobeheersing. Denk er in deze fase bijvoorbeeld aan om een externe accountant te betrekken, die moet immers in een later stadium ook de controle daarop uitvoeren. Het vroegtijdig betrekken van de accountant voorkomt ook dat er onderwerpen worden gemist, die vanuit het perspectief van de accountant materieel zijn. Op die manier wordt de lijst van duurzaamheidsonderwerpen teruggebracht tot de zaken die van materieel belang zijn en waarover dus moet worden gerapporteerd. Onderdeel hiervan is ook het inzichtelijk maken in hoeverre deze zaken zijn opgenomen in het risicomanagementsysteem van je organisatie.
Bij het inventariseren van de relevante duurzaamheidsonderwerpen is samenwerken het credo. In de publieke sector is al te zien dat organisaties elkaar om deze reden opzoeken, inspireren en onderling peer reviews uitvoeren. Ook diverse brancheorganisaties, zoals Aedes, ActiZen de VNG, pakken hier de handschoen op.
Als de lijst met relevant beoordeelde onderwerpen er eenmaal is, is het tijd voor de volgende stap: er moet per onderwerp worden beschreven wat de impact is, en welke risico's en kansen het oplevert. Dat is niet eenvoudig. Sommige onderwerpen beïnvloeden elkaar en de termijn van de impact kan verschillen van de termijn waarop een kans of risico zich voordoet. Daarbij is er ook aandacht nodig voor zaken waarvan geldt dat het risico dat ze zich voordoen klein is, terwijl de impact enorm zou zijn.
Denk aan de recente wereldwijde covid-epidemie. Per onderwerp moet dan ook de omvang en de reikwijdte worden beoordeeld. Daarbij moet worden aangegeven welke negatieve of positieve impact een activiteit heeft en wat de kosten zijn om de negatieve effecten ongedaan te maken. In feite moeten daarbij dus de financiële effecten worden beoordeeld die niet in de jaarrekening zijn verwerkt. Daarvoor is inzicht in de waardeketen noodzakelijk.

Start tijdig

De CSRD zal niet verplicht worden voor publieke organisatie (m.u.v. NV’s en BV’s), maar ons advies is om niet achter te blijven. Start tijdig, dat is noodzakelijk om de nodige ervaring op te doen. Het komen tot een afgewogen materialiteitsbeoordeling is namelijk een iteratief en tijdrovend proces. Een gedegen beoordeling ontstaat pas na het in verschillende stappen bouwen, verbeteren en verfijnen. Er is nog een reden waarom vandaag beginnen nut heeft: de dubbele materialiteitsanalyse heeft een effect op de strategie van je organisatie. Publieke organisaties hebben een voorbeeldfunctie wat betreft het verantwoord omgaan met mens en planeet. Wij zien bij private organisaties al dat de materialiteitsanalyse leidt tot het onderkennen van nieuwe thema’s die worden geïntegreerd met de strategie - een win-winsituatie.

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Hoe rapporteer je evenwichtig over duurzaamheid?

Featured image

Over de resultaten van het eerste ESG-Quickscanonderzoek in de publieke sector

Elke publieke instelling zal op een zeker moment te maken krijgen met eisen rondom duurzaamheid en de transparantie hierover. Deloitte ontwikkelde daarom een ESG-Quickscan en onderzocht hoe 60 grote organisaties in de publieke sector hun duurzaamheidsactiviteiten rapporteren. Juwi Liu, Senior Manager Audit Advisory en Patrick Jussen, Partner Audit Advisory, beiden werkzaam als adviseur in de publieke sector, vertellen meer.

Vanaf 2024 start de EU met het verplicht stellen van duurzaamheidsrapportages voor bedrijven, gebaseerd op de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Hoewel deze verplichting niet voor de publieke sector geldt, met uitzondering van de BV's en NV's, kunnen ook zij niet om duurzaamheid heen. Publieke organisaties hebben immers de maatschappelijke plicht om balans te brengen in sociale belangen, financiële resultaten en milieu. Deze transitie nodigt publieke instellingen dan ook uit om hun omgang met kansen en risico’s op het gebied van duurzaamheid in kaart te brengen.

Download het ESG rapport

Om die reden ontwikkelden jullie de ESG-Quickscan met daarin 28 vragen. Met welk doel is deze tool ontwikkeld?

Liu: “De Quickscan kan organisaties en ons inzicht geven in hun duurzaamheidsinspanningen op basis van de manier waarop ze hierover rapporteren. Het is bewust geen uitgebreide scan geworden, omdat duurzaamheidsrapportage nog een nieuw onderwerp is. Veel organisaties bevinden zich nog in een beginstadium, en deze Quickscan geeft inzicht in waar ze zich bevinden en welke vervolgstappen kunnen worden genomen.”

Welke instellingen waren bij jullie onderzoek betrokken?

Jussen: “In het onderzoek hebben we 60 grote instellingen uit de publieke sector onder de loep genomen, waaronder ziekenhuizen, ouderenzorg- en GGZ-instellingen, gehandicaptenzorg, universiteiten en gemeenten.” 
 
Liu: “We bestudeerden jaarverslagen en jaarrekeningen van 2022 en andere openbare data zoals begrotingen en milieuverslagen. Het was een bewuste keuze om alleen openbare gegevens te gebruiken (en bijvoorbeeld geen interviews af te nemen), omdat de duurzaamheidsverantwoording draait om transparantie over waar je staat in de duurzaamheidstransitie.”

Jullie hanteren vier niveaus voor de ESG-Quickscan, van ‘Exploring Sustainability’ tot 'Being Sustainable'. Welke organisaties scoorden het hoogst, welke het laagst?

Liu: “Zoals verwacht, scoorde geen enkele organisatie veel hoger dan niveau 2: Doing Sustainable. De GGZ-sector rapporteert het minst over duurzaamheid en bevindt zich nog op het niveau Exploring Sustainability. Universiteiten, gemeenten en ziekenhuizen scoren vooral op het niveau Doing Sustainable. Dit was te verwachten, omdat deze organisaties iets meer met duurzaamheid bezig zijn, bijvoorbeeld door zich te committeren aan de Green Deal Duurzame Zorg of al duurzaamheidsdoelstellingen hebben opgenomen.”

"Publieke instellingen hebben een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”

Wat zijn jullie belangrijkste bevindingen?

Liu: “Het goede nieuws is dat we zien dat de meeste organisaties in meer of mindere mate met duurzaamheid bezig zijn. Er zijn veel initiatieven en daarover wordt ook gerapporteerd. Tegelijkertijd constateren we dat deze rapportage nog enorm versnipperd is. Bedrijven rapporten in verschillende documenten over hun duurzaamheidsactiviteiten. Niet alleen in jaarverslagen, maar ook in milieurapportages, roadmaps, op hun website of in afzonderlijke duurzaamheidsverslagen. Die versnippering maakte het voor ons, en dus ook voor hun stakeholders, moeilijk om een compleet en integraal beeld te krijgen.”   
Jussen: “Daarbij zien we dat er nauwelijks tot geen eenduidige spelregels worden gehanteerd in de verslaglegging. Er wordt bijvoorbeeld zelden concreet gemeld wat de beoogde doelstelling is en in hoeverre deze is bereikt. Ook is vooral zichtbaar welke activiteiten wél worden uitgevoerd, en het is onduidelijk welke activiteiten niet worden benoemd en dus niet uitgevoerd. Dit maakt de informatie moeilijk te interpreteren en roept vragen op over hoe transparantie over duurzaamheidsaspecten wordt geborgd.”

Dat lijkt me een eyeopener...

Liu: “Absoluut, en nu rijst de vraag hoe we in de publieke sector meer kunnen toewerken naar bruikbare informatie over de duurzaamheidstransitie.”

Hebben jullie daar al ideeën over?

Liu: “Zorg voor één integraal document per organisatie waarin je over alle duurzaamheidsactiviteiten rapporteert. Beschrijf daarin je ambities en doelstellingen, wat daarvan is gerealiseerd en wat je nog niet hebt gedaan."
Jussen: “En zorg voor een eenduidige manier van rapporteren. Dat maakt de informatie goed interpreteerbaar.”

Liu: “Eenduidig rapporteren én alle duurzaamheidsactiviteiten in één document weergeven is bovendien ook van belang voor alle stakeholders in je keten. Financiële instellingen zoals verzekeraars en banken hebben een verplichting om over de CSRD te rapporteren, en daarbij niet alleen naar hun eigen activiteiten te kijken, maar ook naar die van bijvoorbeeld hun leveranciers. Bereid je dus voor op vragen hierover in de nabije toekomst: één duidelijk en evenwichtig verslag voor de diverse stakeholders bespaart veel tijd.”

"Zie rapporteren als een kans om je te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”

Tot slot: De rapportageverplichting wordt door bedrijven nogal eens ervaren als een administratieve verzwaring die niet gelegen komt in deze tijd van zwakke economische groei. Hoe zien jullie dat?

Jussen: “Als we bij onze klanten aan tafel zitten, merken we dat zij uiteraard geen behoefte hebben aan een verplichting, maar wél aan gezamenlijke actie om tot een duurzamere en inclusievere wereld te komen. Evenwichtig rapporteren is een middel om dat te bereiken. En juist publieke instellingen hebben hierin een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen.”   
 
Liu: “Wie duurzaamheid prominent opneemt in zijn strategie springt eruit in de strijd om nieuw talent. De nieuwe generatie werknemers is veel meer bezig met thema's als diversiteit, inclusiviteit en de werk-privébalans. Met andere woorden: zie het rapporteren als een kans om je als organisatie te onderscheiden, je strategie te bepalen en sturing te geven aan de duurzaamheidstransitie.”

Emma van der Vet's picture #Energy
Noor Veenhoven, Program manager energy & circularity at Amsterdam InChange, posted

Finding underground infrastructure without digging

Featured image

Following the Data Dilemmas event in October, which focused on underground infrastructure, this deep dive session delved further into the question: How can we look under the ground without digging? The session began with an introduction by Alliander, followed by additional insights from Port of Amsterdam, Eurofiber, City of Amsterdam, and Stedin. After exploring the issue, various parties pitched their solutions.

The problem of Alliander

Alliander is anticipating a significant workload in the next 2-10 years, requiring a lot of resources (personnel, materials, and services). We are transitioning away from gas, which means that many gas connections have to be removed. Currently, Alliander is removing around 12,000 connections per year, this is expected to increase to around 100,000 in 2030.

The primary challenge in the removal process is locating the gas line. Due to missing or outdated drawings, ground subsidence, or discrepancies between installation and location, they are often difficult to locate. This leads to time-consuming and costly excavation and often excavation damage.

Alliander employs several search methods to locate the gas lines:

  • Probe: This is a probe that can be entered via the main gas valve, with a transmitter so that you can trace it from the outside.
  • Gas camera:  Attached to the probe to see where the gas connections are.
  • Ground penetrating radar (GPR): Sonar scan of the ground.
  • Chenny: Similar to probe.
  • Frequency on metal tubes: For metal pipes, you can set a frequency on the pipe that can be detected.
  • Ultra-sonic: By putting a sound signal on the pipe you can register the vibrating gas molecules with a microphone.

These techniques are not always sufficient and come with many drawbacks. This is why Alliander is seeking a better way for technicians to know where to dig without opening the ground.

Additional Insights

Additional insights from various stakeholders highlight common challenges related to underground infrastructure. The main problem is that the data of the underground is not the same as the real-time situation. This leads to scanning methods being necessary in the first place.
The data which is documented is also lacking because it doesn’t show things such as ground pollution, and the z-coordinate (depth) is also missing. There is potential for improvement since most parties have better databases of their own assets. This data is unfortunately not shared since it is not required by KLIC (Information and Coordination Center for Underground Infrastructure).

Solution Pitches

1. SpectroAG – Hamed Mehdipoor: Combines GPR, electromagnetic wave emission, robots, and drones to scan large ground areas in high resolution. The data is analyzed by an AI Brain Cloud, providing a 3D representation of asset locations. Challenges may arise in areas with clay ground, since this is always a problem with GPR.

2. Inframent – Marina Kurnevich: A startup addressing asset registration issues. Their solution involves taking photos of open trenches with a smartphone or tablet, instantly uploading them to their application, and adding location data. This ensures immediate and accurate registration of underground data.

3. Infratags – Henk Schwietert (Evalan): Their passive (no battery) RFID tags (Infratags) can be attached to cables and connection sleeves, allowing easy identification above ground using a scanner. The low-cost tags, around 50 cents each, can easily help find tagged assets. However, challenges include conflicting interests and delayed returns on investment. The Infratag was developed in collaboration with Tallo.

4. HvA Sensorlab - Marcel van der Horst: While not offering a direct solution, HvA Sensorlab has students capable of working on the problem. They have access to advanced equipment for developing or improving solutions.

5. VLabs – Diemer Cohen Stuart: Uses GIS data and Augmented Reality (AR) to visualize accurate geodata through AR glasses. This simplifies operational work, improves quality control, and allows for on-site guidance with work instructions. The glasses provide 5-10 cm accuracy, with a cost of 8500 euros per pair.

Are you interested in any of these solutions, would you like more information, or do you have an even better solution? Please don’t hesitate to reach out to Noor – noor@amsterdamsmartcity.com, or leave a comment below. We will continue with this topic in 2024!

Noor Veenhoven's picture #Energy
Cornelia Dinca, International Liaison at Amsterdam InChange, posted

Amsterdam Region’s Insights on Local Green Deals during COP28

Featured image

Participating in a COP28 side event organized by the European Commission, the Amsterdam Region delved into Local Green Deals as instrument for achieving the green transition. The primary goal for the session was to uncover actionable strategies and prerequisites essential for fostering public-private collaboration to realize the sustainability transition. Marja Ruigrok, vice-mayor for the municipality of Haarlemmermeer, represented the Amsterdam Region alongside political and business leaders from Braga (Portugal), Aalborg (Denmark) and Skelleftea (Sweden).
 
Commencing the session, Valentina Superti, DG for Internal Market, Industry, Entrepreneurship, and SMEs at the European Commission, highlighted Europe's ambition to become the first climate-neutral continent by 2050. This necessitates a transformative shift towards sustainability, digitalization, and resilience, which is why the Commission is introducing critical legislation like the Net-Zero Industry Act and the Critical Raw Materials Act.
 
Ruigrok shared insights from the Amsterdam Metropolitan Region’s efforts in establishing Local Green Deals, emphasizing her role as political ambassador and champion for the Green Deal Bikes initiative. She stressed the importance of cycling, explaining that despite its reputation as a cycling paradise, approximately 20% of young people in the Amsterdam Region can not ride a bike: “If you don’t learn to ride a bike at a young age, you are also much less likely to use a bike for commuting later in life. That’s why in this Green Deal, we stimulate young people to learn to ride bikes, and encourage employers to support commuting by bike. This is crucial because employees who bike take on average 2.5 fewer sick days compared to those who don’t bike.”
 
Reflecting on success factors, Ruigrok emphasized the need for political commitment, and clear project ownership: "From a political point of view, you need long term commitment, and you have to create ownership. Someone has to take ownership and say ‘this is my project.’ This might be a governmental agency, a company, a knowledge institution, or civil society organisation - but someone has to take the lead. Otherwise, you will continue to talk, and nothing will happen."
 
Throughout the session, participants provided practical insights and recommendations for fostering successful public-private collaborations in general, and Local Green Deals in specific:

  • Lasse Frimand Jensen, mayor of the City of Aalborg, emphasized the necessity of accountability mechanisms: “Mutual commitment is necessary and there must be mechanisms in place to keep each other accountable.”
  • Ricardo Rio, mayor of City of Braga and Member of the European Committee of the Regions, highlighted the role of local authorities in mobilizing capacity and engaging stakeholders: “Local authorities need to have the spirit to engage stakeholders and shape partnerships. We  also need governance models that tranced political cycles, and that allow people to participate and hold us accountable.”
  • Jens Broberg, representing the business sector, emphasized the urgent need for appropriate incentives: “Governments must use policy frameworks to incentivize and regulate businesses and industry towards a green economy.”
  • Evelina Fahlesson, vice-mayor of Skelleftea Municipality emphasized the need for open and honest dialogue: “As a municipality, you have to be open about your challenges and willing to start a dialogue with your citizens and companies. Use procurement and new financing models as tools to implement a shared vision.”
  • David Nordberg, from Skanska Sweden, encouraged business leaders to align their business models with sustainability ambitions: "Be brave: try new ways of doing business and work in collaborations. In the long term, there is no conflict between sustainability and the economy."

The session highlighted the pivotal role of collaborative multi-stakeholder partnerships in achieving the green transition, emphasizing sustained political commitment, robust governance structures transcending political timelines, and policy frameworks incentivising sustainable businesses.

In the context of COP28, the true challenge lies in replicating these successful approaches on a wider scale, extending beyond the relatively affluent European context to a global landscape with more limited resources. In many regions, the urgent and acute impacts of climate change are already pervasive, amplifying the need for swift, comprehensive action. This necessitates a global and concerted effort of nations and industries, to surmount the hurdles posed by resource scarcity and varying levels of socio-economic development. This calls for collaboration not only within regions but across continents, fostering knowledge-sharing, technology transfer, and collective efforts in tackling climate challenges. The urgency of the climate crisis demands a united global front, where the lessons learned and successes achieved in Local Green Deals can serve as guiding principles towards a more sustainable and resilient future for all.

Cornelia Dinca's picture #CircularCity
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Hoe brengen we weer lucht in het stikstofvraagstuk?

Featured image

De problematiek rondom stikstof is complex en ingrijpend. Ze is diep verweven met uiteenlopende sectoren, belangen en maatschappelijke discussies. Van de veehouderij tot de industrie, van de woningbouw tot de luchtvaart: de opgave die er ligt is enorm — ook voor overheden. Tegen welke dilemma's lopen zij aan? Hoe is de onderlinge rolverdeling? En welke concrete stappen kunnen overheden zetten om zaken weer vlot te trekken? Een dubbelinterview met Deloitte’s Gijsbert Duijzer, Partner Real Estate bij Deloitte, en Mario Kortman, Director Major Programs Public Sector bij Deloitte.

Gijsbert Duijzer kent de stikstofproblematiek op het platteland van binnenuit. Hij heeft in Wageningen gestudeerd en woont op een boerderij in de Gelderse Vallei: nergens in Nederland is de stikstofopgave groter dan daar. In zijn directe omgeving ziet hij veehouders op dit moment worstelen met hun toekomst-perspectief en signaleert hij veel wantrouwen in de (rijks)overheid.

Mario Kortman heeft uitgebreide ervaring in het begeleiden van complexe en politiek gevoelige dossiers voor de rijksoverheid, onder meer voor de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Financiën. Hij is op z'n best als gangmaker van grootschalige transformaties voor beleidsdepartementen en uitvoeringsorganisaties.

Om te beginnen, waar zit de grootste uitdaging?

Kortman: "In de kern draait het om de vraag: hoe kom je tot een gebiedsgerichte aanpak die werkt? Hoe zorg je dat rijk, provincies en gemeenten elkaar gaan vinden in het belang van de regio? En dat al die verschillende lagen van stakeholders ook echt met elkaar gaan samenwerken? Dat organiseren is bij stikstof al extreem ingewikkeld. In die dynamiek spelen ook technische aspecten een rol. Zoals met wat voor model je stikstof meet en of de uitkomst van zo’n model zwart of wit is. Als je daarover een knoop hebt doorgehakt en een fragiele balans hebt gevonden tussen alle belangen, dan moet je dat ook nog toetsen aan de menselijke maat. Met andere woorden: hoe organiseer je na al die afspraken en modellen en regels ook nog ruimte voor individueel maatwerk? Ga er maar aan staan."

Wat wordt er specifiek van de overheid verwacht?

Duijzer: "Uiteindelijk draait het allemaal om twee vragen: 'Wat wordt het beleid?' en 'Hoe gaan we het uitvoeren?'. In dit dossier hebben we het dan concreet over perspectief en duidelijkheid bieden aan de agrariërs. Als overheid zul je boeren op korte termijn helderheid moeten bieden. Alleen dan kunnen zij onderbouwd keuzes maken. En op de lange termijn zijn betrouwbaarheid en voorspelbaarheid cruciaal, maar wees ook transparant als die helderheid nog niet op alle fronten geboden kan worden."

Bij wie zou de regie moeten liggen?

Duijzer: "Rijk, provincies en gemeenten hebben allemaal een cruciale rol. De rijksoverheid zal stabiele kaders moeten bieden voor de lagere overheden, zodat zij die kunnen invullen. Maar wie gaat er formeel over de natuurvergunning? Dat is de provincie. Zij is het bevoegd gezag dat een uitspraak kan doen over het langjarige perspectief van een boerenbedrijf op een specifieke plek. En die provincies komen net uit de verkiezingen, ze hebben zojuist nieuwe gedeputeerden aangesteld. Zij zitten met veel vragen, kijken naar het rijk, naar het RIVM, naar Europa... Dat helpt niet om snel duidelijkheid te kunnen geven. Ten slotte moeten we ook de rol van de gemeenten niet vergeten, zij zijn degenen die de boeren het best kennen en vaak veel vertrouwen genieten."

Hoe staan we er momenteel voor?

Kortman: "Veel problemen in onze tijd komen neer op het anders inrichten van de balans tussen economische activiteiten en onze natuurlijke omgeving. Dat is niet eenvoudig. Hoe bescherm je het milieu en onze voedselproductie? Hoe versnel je de reductie van uitstoot, maar verlies je geen mensen onderweg? Als rijksoverheid ben je daar niet altijd op ingericht. Veel vraagstukken overstijgen individuele beleidsdepartementen, bevatten interne tegenstrijdigheden die ook in de overheid zelf tot uitdrukking komen of missen een natuurlijke regiepartner in de samenleving. En dan heeft het stikstofvraagstuk nog een eigen minister — wat voor veel andere integrale vraagstukken niet geldt."

"Wat heb je in dit dossier aan consultants die nog nooit een koe van achteren hebben gezien?"

Duijzer: "En laten we niet vergeten: de samenleving zit niet altijd te wachten op een regievoerende overheid. Op het platteland wordt toch vooral met achterdocht naar de plannen uit Den Haag gekeken. Ook niet zo gek, want boerengezinnen worden geraakt in hun bestaanszekerheid en maatschappelijk worden er heel andere verwachtingen uitgesproken richting de boeren. Daar komt nog bij dat de huidige regelingen natuurlijk open staan voor agrariërs die willen stoppen — maar er zijn er heel veel die juist dóór willen. En ook zij staan momenteel op pauze. Ze weten niet óf ze door kunnen, hoe dan en waar. En wat hun buren gaan doen... Mensen weten niet waar ze aan toe zijn."

Vraagt dat om een andere rol van de overheid?

Kortman: "Absoluut. Het rijk moet structureel met onzekerheden leren omgaan. Immers, techniek is ambigu, wetenschap geeft geen eenduidige antwoorden, de spagaat tussen collectieve en individuele belangen groeit... In de afgelopen tien jaar is besturen gewoon veel ingewikkelder geworden. En dat zal ook niet eenvoudiger worden. Daar moeten we ons op instellen. Anders communiceren, anders kijken naar het mandaat van uitvoerders, naar de samenwerking tussen departementen. Dit speelt nu op stikstof, maar eigenlijk op veel méér terreinen, alleen al als gevolg van klimaatverandering."

Duijzer: "Tegelijk moeten we wel, overal waar het kan, die complexiteit zien te reduceren. Anders kom je eenvoudigweg niet uit de startblokken. Op een gegeven moment moet je zeggen: op de plekken waar we kúnnen beginnen met een gebiedsgerichte aanpak, gaan we ook starten. Dat vraagt om bestuurlijk lef: starten met de uitvoering terwijl er nog vragen open staan."

Misschien een gekke vraag, maar wat werkt níet?

Kortman: "We maken het onszelf vreselijk lastig als we met z'n allen blijven zoeken naar die silver bullet, naar die technische uitweg. Vastklampen aan technologische oplossingen is niet de oplossing. En als we ons vastleggen in complexe akkoorden waardoor er geen flexibiliteit meer is: dat werkt ook niet. Het leidt af én het heeft veel ongewenste neveneffecten. Want iedereen die net iets buiten de norm valt, belandt buiten de regeling — terwijl er maar een fractie verschil is met de buren. We moeten realistisch zijn en beseffen dat kleine stapjes voorwaarts soms het maximaal haalbare is."

Duijzer: "En wees daar ook eerlijk over. Veel zekerheden uit het verleden zijn er vandaag niet meer. Neem bijvoorbeeld de bank. Die financierde boeren altijd op basis van twee zekerheden, naast het onderpand: de vergunning en goedgekeurde technologie. Beide staan nu ter discussie. En dat zou best wel eens blijvend kunnen zijn. Alles kan veranderen. En dat geldt voor de overheid net zo. Als provincies nu op zoek gaan naar garanties voor boeren over vijftien jaar, dan gaan ze die niet vinden. We moeten niet vergeten: op dit moment staat de veehouderij praktisch stil. Bij de bank komen vrijwel geen nieuwe financieringsaanvragen meer binnen. Je moet als overheid durven zeggen dat je die duidelijkheid wél kunt geven voor de komende jaren en een richting voor de langere termijn, maar geen zekerheid voor de komende decennia."

En wat werkt wél?

Duijzer: "Momenteel maken we als onderdeel van onze opdracht van het ministerie van LNV een rondgang langs provincies, gemeenten, de georganiseerde landbouw en andere betrokken partijen om de huidige situatie in kaart te brengen. Onze inzet is: laat je niet verlammen door complexiteit. Er zijn voldoende punten waar je wel degelijk duidelijkheid kunt geven en waar je nu al concrete stappen kunt zetten. Ook als die boodschap niet leuk is. Er zijn nu eenmaal plekken waarvan je al weet: op deze locatie kan ik een boer wél perspectief bieden — maar op die andere plek is dat perspectief er gewoon niet. Begin op die punten met het verschaffen van duidelijkheid."

"Stel je als overheid kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."

Kortman: "Precies. Begin klein waar het kan. Durf te starten zonder dat alle problemen al helemaal opgelost zijn. Ga een constructieve dialoog aan, met belangengroepen, banken en boeren, maar mobiliseer ook alle lagen van de overheid. Stel je als regievoerder kwetsbaar op, je hoeft niet alles te weten, maar je moet wel in beweging komen."

Tot slot: zijn er nog do's en don'ts die het stikstofvraagstuk meer lucht kunnen geven?

Kortman: "Een dichtgetimmerd landbouwakkoord of een technische eindwaarde die alles oplost? Dat gaat niet de oplossing bieden in dit dossier. De onzekerheid en complexiteit zijn daar eenvoudigweg te groot voor. Alleen door transparant te zijn over onzekerheden kun je de stikstofproblematiek verteerbaar en hanteerbaar maken. En als je ondersteuning zoekt van consultants, eis dan dat zij niet de materie platslaan in een kortetermijnoplossing — maar duurzaam begrip hebben van jouw uitdaging. Dat ze de strategische problemen snappen én dat ze met praktische, haalbare oplossingen komen."

Duijzer: "Bij Deloitte werken we vanuit begrip van de situatie, de problematiek en de context, zowel op inhoud en techniek als op de dynamiek in het stakeholderveld. Mooi voorbeeld in dit verband: we hebben voor het ministerie van LNV en de provincies de zaakbegeleiders geworven om met de boeren in gesprek te gaan, om samen op zoek te gaan naar een werkbare oplossing. We snappen welk profiel daarvoor nodig is en weten de juiste mensen te vinden. Verder voeren wij verkenningen uit bij alle betrokken partijen. Wat is er nodig om boeren perspectief te bieden? En wat is er minimaal vereist om te kunnen starten met een oplossing? We zijn vooral een verbinder die kan helpen om verbeteringen daadwerkelijk te realiseren en in te richten. Maar daarvoor moet je dus wel die brug kunnen slaan. Want wat heb je in dit dossier aan een consultant die nog nooit een koe van achteren heeft gezien?"

Emma van der Vet's picture #CircularCity
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

De energietransitie vraagt om eerlijkheid en duidelijke randvoorwaarden

Featured image

De energietransitie is een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Nederland heeft tot nu toe goede stappen gezet, maar om de klimaatdoelen te behalen, moet er nog een flinke inhaalslag worden gemaakt. Wat is er nodig en wat is de rol van de overheid in deze transitie? Sander Oudmaijer en Ariën de Klerk, beiden werkzaam bij Monitor Deloitte, doen aanbevelingen gebaseerd op onze onlangs gepubliceerde Energie Transitie Monitor.

We hebben in Nederland de afgelopen decennia goede vooruitgang geboekt, máár om de klimaatdoelen van 2030 en daarna te halen, is er nog een flinke versnelling nodig, constateren Sander Oudmaijer, Director bij Monitor Deloitte, en Ariën de Klerk, Manager bij Monitor Deloitte. Ze baseren zich op de Energie Transitie Monitor (ETM) die Deloitte begin september gepubliceerde. Om de juiste keuzes te kunnen maken, hadden professionals uit de industrie, academici en beleidsmakers al langer behoefte aan een helder beeld en een gemeenschappelijke feitenbasis over de status van de energietransitie. De ETM biedt die huidige stand van zaken over de energietransitie in Nederland en laat zien wat ons te wachten staat. 

Omvang van de Nederlandse emissies

Afbeelding 1

De Klerk: “Tot nu toe hebben we keuzes gemaakt die relatief weinig pijn deden. Het grootste deel van de vooruitgang boekten we door laaghangend fruit te plukken, en mee te liften op ontwikkelingen die zich sowieso al voordeden. Denk aan het terugdringen van de industriële productie, efficiëntiemaatregelen en het feit dat we meer gebruik maken van bestaande technologieën zoals zonne- en windenergie. Om de klimaatdoelen te halen, ontkomen we er niet aan om nu ook keuzes te gaan maken die pijn doen.” 

Oudmaijer: “Om de doelstellingen uit het klimaatakkoord in 2030 te halen, moeten er 570 laadpalen per dag worden geïnstalleerd en moeten er tien emissievrije bussen per week bij komen. Daarbij zouden we de verwarming van 600 huizen per dag moeten elektrificeren en moeten we tot 2050 om de dag één windmolen bouwen. Om dat voor elkaar te krijgen zullen er fundamentele keuzes gemaakt moeten worden.”De Klerk: “De pleisters om kleine tekortkomingen te repareren raken op.”

Vertel het eerlijke verhaal

De rol van de overheid in de energietransitie is dan ook van groot belang, stellen Oudmaijer en De Klerk. De overheid schept de voorwaarden die nodig zijn om de doelen te kunnen behalen, en ze draagt tegelijk bij aan het vertellen van 'het eerlijke verhaal'. Oudmaijer: “Het is belangrijk dat er nu subsidies zijn voor elektrische auto's en allerlei duurzame maatregelen, maar dat houdt een keer op. De energietransitie gaat zowel burgers als bedrijven geld kosten. Dat eerlijke verhaal moet verteld worden.”  

"De vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei."

De Klerk: “Bovendien is het nog vaak een of/of-discussie, maar de vraag is niet of we nog een windmolenpark gaan bouwen op zee óf op land, het moet allebei. Daarbovenop zijn investeringen in andere vormen van energievoorziening, zoals bijvoorbeeld kernenergie, noodzakelijk. Ook dat is het eerlijke verhaal: het is en/en.”

Oudmaijer: “De ETM laat duidelijk zien wat er moet gebeuren. Een belangrijke vraag is vervolgens hoe je gemeenschappen meekrijgt met al deze ontwikkelingen. Eigenlijk wil niemand een windmolenpark in zijn achtertuin. Als overheid moet je daarom nadenken hoe je dit zo goed mogelijk kan faciliteren. Wellicht moeten de voordelen van wind- en zonne-energie op een directere manier terugvloeien naar bepaalde gemeenschappen, zodat zij enthousiaster worden en meer betrokken raken. Zoals bij het windpark Veur de Wind, waar omwonenden meeprofiteren van het park, in plaats van dat het ze met dwang werd opgelegd.”

De Klerk: “Al dit soort zaken vragen om een heldere visie vanuit de overheid. Het moet voor investeerders en bedrijven duidelijk zijn wat ze van de overheid kunnen en mogen verwachten en hoe die hen kan helpen. De overheid schept duidelijke randvoorwaarden voor de langere termijn. Als we om de dag een windmolen willen bouwen, dan moet onder meer de termijn om een vergunning te krijgen voor de bouw van een windmolenpark vele malen sneller dan nu het geval is.”

Afbeelding 2

Win-winsituaties

We hebben in korte tijd veel werk te doen. Niettemin zijn volgens Oudmaijer en De Klerk de juiste bouwstenen aanwezig om dit succesvol aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan een innovatiecultuur, een al lang bestaande industriële sector en een toonaangevend onderwijssysteem. De uitdaging die voor ons ligt, is om al onze capaciteiten op vernieuwende wijze te orkestreren en de transitie te versnellen op een manier die samenleving, klimaat en economie ten goede komt. 

De Klerk: “Wat je niet wilt is dat bedrijven hun deuren in Nederland sluiten en in een ander land met dezelfde uitstoot verdergaan. De vraag is dus hoe we ervoor zorgen dat we economische daad- en draagkracht houden zonder daarbij onze verantwoordelijkheid ten aanzien van het klimaat te verzaken. Oftewel, we moeten opnieuw kijken wat onze rol is in de energietransitie en waarin we willen investeren als B.V. Nederland. Belangrijk is dat die keuzes passen bij de capaciteit van ons land en hetgeen waar we goed in (willen) zijn.” 

Oudmaijer: “We zijn in Nederland al een tijd bezig met waterstof, mede om de grote industrie te faciliteren. Als we ervoor kiezen om daar vol op in te zetten, dan zou de overheid met een duidelijke visie moeten komen. Stil staan bij vragen als: Op welke type waterstofdragers zetten we in? Waar willen we waterstof wel en niet voor gebruiken, en hoe gaan we dat als overheid faciliteren? De overheid zal een faciliterende rol moeten pakken, zodat bedrijven een afgewogen investeringsbeslissing kunnen maken. Bijvoorbeeld door te zorgen dat er sneller vergunningen worden afgegeven, het duidelijk is waarvoor we het willen gebruiken en door locaties aan te wijzen waar fabrieken gebouwd kunnen worden.”

De Klerk: “Een ander idee is om het North Sea Consortium te versterken door een visie en een uitvoeringsplan te creëren. Dat positioneert de Noordzee als een krachtcentrale van de Noordwest-Europese offshore op het gebied van windenergie- en waterstofproductie. Op die manier zet je Nederland neer als krachtpatser en dient het als een mondiale blauwdruk voor een succesvolle energietransitie.”

Oudmaijer: “Begin hiermee door als overheid een duidelijke visie neer te leggen en samen met het bedrijfsleven pilotprojecten te starten om uit te vinden wat wel en niet werkt. Een iteratief proces waarbij overheid en bedrijfsleven hand in hand de meest succesvolle initiatieven verder brengen, waardoor duidelijk wordt wat daadwerkelijk impact oplevert. De tijd om het laaghangend fruit te plukken is voorbij, het gaat nu om heldere keuzes en concrete acties!”

Emma van der Vet's picture #Energy
Emma van der Vet, Digital Marketing at Deloitte, posted

Aanpak woningtekort: Begint met regievoering, verbinding en vereenvoudiging

Featured image

De gevolgen van de woningnood manifesteren zich op vele manieren, van studenten en dertigers die nog bij hun ouders wonen tot mensen met een middeninkomen die tussen wal en schip raken, en dak- en thuislozen zonder nachtopvang. Onbetwistbaar is dat huisvestingsproblemen en het ontbreken van een stabiele woonsituatie grote sociaaleconomische gevolgen met zich meebrengen, waaronder impact op werk, gezondheid en onderwijs.

Het is dan ook niet verrassend dat het woord 'bestaanszekerheid' vaak voorkomt in diverse verkiezingsprogramma's. Het vraagstuk is urgenter en nijpender dan ooit. Er is een behoefte aan 900.000 woningen vóór 2030 vastgesteld. Daarnaast stijgt het huidige woningtekort dit jaar van 3,9 procent naar 4,8 procent, grotendeels als gevolg van toenemende migratie, ouderen die langer thuis blijven wonen en het feit dat er steeds minder mensen samen in een huis wonen.

Hoe pakken we het woningtekort aan?

In reactie op het oplopende woningtekort zei demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening): “We moeten met meer tempo en meer regie, meer betaalbare huizen gaan bouwen.” Maar: hoe doe je dat in zo'n complex krachtenveld?

Lennert Middelkoop en Gijsbert Duijzer leiden het Deloitte Real Estate team dat zich bezighoudt met alles rondom woningbouw. Momenteel werken ze in opdracht van het ministerie van BZK onder meer aan het versnellen van de realisatie van tijdelijke huisvesting.

Middelkoop: “Dat is ontstaan vanuit het idee dat we, naast analyses en diepgravend onderzoek, vooral de noodzaak zagen om te helpen bij het tekort aan realisatiekracht.”Duijzer: “We staan nu met onze voeten in de klei en zijn inmiddels betrokken bij zo'n 230 woningbouwprojecten door heel Nederland. We helpen onder meer woningcorporaties, bouwers, gemeentes, provincies, nutspartijen, en kijken wat er nodig is om de projecten van de grond te krijgen en richting realisatie te brengen. We spreken iedereen, werken met alle partijen samen, en maken op die manier verschil.”

Knelpunten

Duijzer en Middelkoop benadrukken dat het een complex vraagstuk is. Ze zien vier belangrijke knelpunten die de realisatie van huisvesting bemoeilijken. Draagvlak en locaties is een eerste punt. Middelkoop: “We merken dat er op bestuurlijk, politiek en maatschappelijk niveau vaak discussie en terughoudendheid is om bepaalde locaties toe te wijzen aan aandachtsgroepen, zoals arbeidsmigranten.” Duijzer: “Ruimte is schaars en er is altijd wel een reden te bedenken waarom er iets anders op een bepaalde plek moeten komen. Zeker als het gaat om mensen die momenteel niet tot de gemeenschap behoren van een bepaalde gemeente.”

Een tweede knelpunt is de business case die, zowel voor tijdelijke als reguliere huisvesting, op dit moment vaak niet rond te krijgen is. Duijzer: “Oorzaken zijn onder meer de stijgende rente en de hoge grond- en bouwkosten, waardoor de kosten van woningen te veel stijgen. Tegelijkertijd kun je de huurprijzen in de sociale huursector nauwelijks verhogen. Bovendien worden locaties nu vaak tijdelijk vergund voor een periode van maximaal 15 jaar, wat onduidelijkheid schept over de toekomst van deze woningen. Dit resulteert in een negatieve business case.”

Ruimtelijke ordening is een derde knelpunt. Duijzer: “De regelgeving rondom ruimtelijke ordening was al ingewikkeld, en de nieuwe omgevingswet zal bij veel gemeenten waarschijnlijk eerst vooral tot onzekerheid en vertraging leiden.” Middelkoop: “Iedereen heeft het recht er iets van te vinden, en er spelen vaak veel belangen. Denk bijvoorbeeld aan de regels voor bezwaar en beroep of de flora- en faunawet. Het is belangrijk dat we regelgeving hebben voor dit soort zaken, het gaat immers over belangrijke thema's als leefbaarheid en duurzaamheid, maar op dit moment ontbreekt een integrale uitvoering.”

Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen. Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor elektriciteitsaansluitingen.”
Het laatste knelpunt is nutsvoorzieningen.

Duijzer: “In veel delen van het land is er netcongestie en een tekort aan
materialen en personeel bij netbeheerders, wat leidt tot lange wachttijden voor
elektriciteitsaansluitingen.”
 
"Om verschil te maken als overheid, moet je een uitvoerende regie pakken."

deloitte-nl-gijsbert-duijzer-inline.webp

Actieve betrokkenheid bij projecten

De grote vraag is hoe je binnen dit krachtenveld laveert en vooral wat dan wel werkt in de aanpak van het woningtekort. Als je als overheid verschil wilt maken, moet je een uitvoerende regie pakken, stellen Duijzer en Middelkoop. “Sturen door actief betrokken te zijn bij projecten”, zegt Duijzer. “Alleen op die manier kun je eigenaar worden van het probleem en echt snappen wat er in praktijk speelt. Actieve betrokkenheid legitimeert bovendien het beleid en helpt om de echte knelpunten te identificeren. Dat heeft tot gevolg dat je beleid en interventies kunt ontwikkelen die echt iets oplossen.”

Middelkoop: “Regie vanuit de Rijksoverheid is nodig. Als het gaat om draagvlak en locaties is het een illusie om te denken dat gemeenten daar alleen doorbraken zullen forceren. Daar ligt een taak voor de hele overheid.”
Duijzer: “De overheid moet locaties aanwijzen, maar dat moet wel hand in hand gaan met de uitvoering. Als je als Rijksoverheid actief en constructief betrokken bent bij de realisatie van woningbouwprojecten, en op basis daarvan locaties aanwijst, is dat veel effectiever en zal dat meer geaccepteerd worden dan wanneer je op afstand beleid formuleert.”

Middelkoop: “Een bindend beleidskader dat aanwijzen mogelijk maakt, heeft bovendien tot gevolg dat het voorspelbaar wordt waar in Nederland voor welke ruimtelijke invulling gekozen wordt. Daar is veel behoefte aan, ook bij professionele partijen die nu vaak moeten anticiperen op vele mogelijkheden en dan terugdeinzen voor grote investeringen zoals een robotlijn in een woningfabriek.”

Problemen vereenvoudigen

Volgens Duijzer en Middelkoop is er naast sturing en betrokkenheid bij de uitvoering van projecten nog een belangrijke rol weggelegd voor de Rijksoverheid: het verminderen van complexiteit. Middelkoop: “Bij de 230 projecten waar we bij betrokken zijn, zijn we continu bezig met het aanpakken van alle beren op de weg. We nemen elk probleem afzonderlijk ter hand en proberen het op te lossen."

"Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een woning sneller neer te zetten?"

Duijzer: “Projecten lopen vaak vast door een overvloed aan uitdagingen. Het werkt echt om deze één voor één te lijf te gaan. Daarbij is het wel van belang dat alle partijen samenkomen, lef tonen en bereid zijn om concessies te doen.”Middelkoop: “Naast het geven van richting en het begrijpen van de lokale situatie, is het eveneens de taak van de Rijksoverheid om alle relevante partijen bijeen te brengen om samen te zoeken naar oplossingen. Het klinkt zo simpel, maar we merken vaak dat mensen soms jaren over elkaar kunnen praten, terwijl ze elkaar amper kennen.”

Het is verre van makkelijk om Nederland op een goede manier in te richten als het gaat om woningbouw. Middelkoop en Duijzer zeggen daarom: draai het om. Als het zo complex is op een plek, ga dan naar die plek toe om te praten met de betrokken partijen. Middelkoop: “Voer regie, zodat de uitvoering daar baat bij heeft, en niet andersom. Geef bindend richting en help waar nodig. Ga in de bouwkeet of bij het projectteam zitten en vraag: wat hebben jullie nodig om een bepaald type woning sneller neer te zetten? En pas dáár vervolgens je randvoorwaarden, beleid en regie op aan.”

Duijzer: “Regie en uitvoering zijn niet los van elkaar te zien. Als je draagvlak wilt creëren voor die regierol, hoort uitvoering daar altijd bij. Durf je te verhouden tot individuele projecten en ga ermee aan de slag. De rest volgt vanzelf. Na een bezoek aan een bouwkeet, gemeentehuis, woningcorporatie of participatieavond, ga je altijd naar huis met het idee: het kan anders, simpeler, en minder complex.”

Emma van der Vet's picture #Energy
Cornelia Dinca, International Liaison at Amsterdam InChange, posted

Reflections from the 2023 Smart City Expo

Featured image

My fifth round at World Smart City Expo in Barcelona brought a blend of familiarity and fresh perspectives. Over the past few years I have grown increasingly skeptical of what I often call “stupid” smart-solutions like surveillance systems, sensored waste bins and digital twins which dominate the Expo.  I’ve learned that these solutions often lock cities into proprietary systems and substantial investments with uncertain returns. Amidst this skepticism, I found this year’s activities to be a hub of insightful exchanges and reconnection with international peers. Here's a rundown of my top five learnings and insights from the activities I co-organized or engaged in during the event:

  1. Generative AI Potential: Visiting the Microsoft Pavilion offered a glimpse into the transforming potential of Generative AI. Microsoft showcased a new product enabling organizations to train their own Generative AI models using internal data, potentially revolutionizing how work gets done. Given the impact we’ve already seen from platforms like OpenAI in the past year, and Microsoft's ongoing investment in this field, it's intriguing to ponder its implications for the future of work.
  2. BIT Habitat Urban Innovation Approach: I was impressed to learn more about Barcelona’s practical urban innovation approach based on Mariana Mazzucato vision. Every year the city defines a number of challenges and co-finance solutions. Examples of challenges tackled through this program include lowering the number of motorbike accidents, and improving the accessibility of public busses in the city. The aim of the approach is not to develop a new solution, but to find ways to co-finance innovation that generates a public return. This governmental push to shape the market resonates as a much-needed move in the smart city landscape where gains are often privatized while losses are socialized.
  3. EU Mission: Climate Neutrality and Smart Cities: Discussions at the European Commission’s pavilion with representatives from the NetZeroCities consortium highlighted the need for standardized CO2 monitoring in cities. Currently, methodologies vary widely, making comparisons difficult. Practically this means that one ton of CO2 as calculated in one city might translate to zero or two tons of CO2 in another city. While meeting cities at different stages on their climate journey is crucial (ie some cities might only monitor Scope 1 & 2 emissions, while others will also include Scope 3), a key priority for the European Commission and NetZeroCities should be to implement more standardized and robust approaches for measuring and monitoring CO2 emissions, for instance using satellite data.
  4. Sustainability & Digitalization Dilemmas: Participating in SmartCitiesWorld’s sustainability roundtable revealed several challenges and dilemmas. A key issue raised by participating cities is that sustainable solutions often benefit only certain segments of the population. Think for instance about the subsides for electric vehicles in your city or country – they most likely flow to the wealthiest portion of the population. Moreover, the assumption that digital and green solutions always complement each other is being challenged, as city representatives are starting to understand that digital solutions can contradict and undermine energy efficiency and neutrality goals. Ultimately many of the participants in the roundtable agree on the need to focus much more on low-tech and behavioral solutions instead of always looking to tech innovations which in many cases are neither affordable, nor effective in achieving their stated goals.
  5. Drum & Bass Bike Rave: Despite the interesting sessions and conversations, it’s an event outside the Expo that emerged as the highlight for me.  Two days before the Expo I joined Dom Whiting’s Drum & Bass On The Bike event, with thousands other people taking to the streets of Barcelona on bikes, roller bladders and skateboards.  Whiting first started playing music on his bike to counteract loneliness during the Covid-19 pandemic, and since then he has become a global sensation. This was by far the largest and most special critical mass event I have ever participated, and the collective experience was electrifying. To paraphrase H. G. Wells who is thought to have said that “every time I seem an adult on a bicycle, I no longer despair for the future of the human race”, I can similarly say that seeing thousands of people bike and jam through the streets of Barcelona provided me with a glimpse into a hopeful future where community, sustainability and joy intersect.

Overall, I experienced this edition of the Smart City Expo as a melting pot of diverse perspectives and a valuable opportunity to connect with international peers. However, I do have two perennial critiques and recommendations for next year's event. Firstly, the Dutch delegation should finally organize a "Climate Train" as the main transport for its 300+ delegates to and from the Expo. Secondly, I advocate for a shift in the Expo's focus, prioritizing institutional and policy innovations over the current tech-driven approach. This shift would better address the real challenges cities face and the solutions they need, fulfilling the Expo's ambition to be the platform shaping the future of cities as places we aspire to live in.

Cornelia Dinca's picture #DigitalCity
Noor Veenhoven, Program manager energy & circularity at Amsterdam InChange, posted

Highlights Data Dilemma's: Kijken onder de grond en samenwerken erboven

Featured image

English version below

We zien het misschien niet, maar de ondergrond ligt vol met assets en is voortdurend in beweging. Er liggen elektriciteitskabels, gasleidingen, riolering, stadswarmte, glasvezel, en nog veel meer, die constant moeten worden onderhouden, verwijderd, of bijgelegd. De ambities van Nederland voor de energietransitie, snel dataverkeer, mobiliteitsoplossingen, circulaire economie en klimaatadaptie, leggen alleen nog maar meer druk op de schaarse ondergrond. Goed inzicht hebben in wat er precies onder de grond ligt en goede samenwerking tussen de verschillende partijen die de grond in moeten is daarom essentieel.
 
Tijdens de Data Dilemma’s evenementen van Amsterdam Smart City verkennen we de mogelijkheden voor het gebruik van data en nieuwe technologieën om stedelijke en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, met een focus op verantwoorde digitalisering. Het doel is om data te gebruiken om steden veiliger, schoner en toegankelijker te maken.
 
In deze editie van Data Dilemma’s, bespraken we het dilemma van de ondergrond: Hoe zorg je dat de data van de ondergrond klopt met de werkelijkheid en hoe kunnen de partijen die de grond in moeten beter samenwerken. De sprekers van dit evenement waren Ceciel Kempers (Alliander), Marco Scheffers (Gemeente Amsterdam) en Vincent van Mierlo (Eurofiber Nederland) die ieder hun tools en dilemma’s deelden als zij met hun organisatie de grond in gaan.

Het Scan de Sleuf project - Ceciel Kempers

Ceciel Kempers, bedrijfsontwikkelaar bij Alliander, vertelde over hun ‘Scan de sleuf’ project, waarbij ze een 3D scan maken van open werksleuven om inzichtelijk te maken waar alle assets precies liggen. Bij Alliander levert de huidige aanpak van schetsverwerkingen op dit moment nog veel problemen op. De doorlooptijd van assetregistratie is op het moment 550 dagen. Dit zorgt ervoor dat de data over de ondergrond soms flink achterloopt op de werkelijkheid wat weer kan leiden tot graafschade, gevaarlijke situaties en veel uren die gaan naar het zoeken van assets. 
 
Volgens Ceciel moet de buitensituatie leidend gemaakt worden door middel van een 3D scan, een Scan de Sleuf, waar er letterlijk een scan gemaakt wordt van de werksleuf in de grond wanneer deze open ligt. Dit kan gewoon met een tablet of smartphone worden gedaan en de technologie zal beschikbaar zijn voor iedereen die de grond in moet. Als de grond dan ooit weer open moet, kan er op de 3D scan precies gezien worden waar de kabels zich bevinden. Dit zorgt er op de korte termijn voor dat er minder discussies ontstaan met aannemers over aangelegd werk en dat er minder liggingsregistraties worden afgekeurd. Later zal het ook de registratie versnellen en de kwaliteit van liggingsdata verbeteren. Op de lange termijn zullen ook graafschade en gevaarlijke situaties afnemen. 
 
Een ander groot voordeel van 3D data is dat afstanden nauwkeurig ingemeten kunnen worden door middel van pixelafstanden. Daarnaast kan er een kaart laag, die de kabels en leidingen in de ondergrond weergeven, op de werkelijkheid gelegd worden aan de hand van geo-referentie. 
 
De eindvisie van het Scan de Sleuf project is om een landelijke 3D-database van de ondergrondse situatie te maken: De ‘Understreetview’ van Nederland.

Data samenbrengen in de Digital Twin van de ondergrond - Marco Scheffers

Bij de Gemeente Amsterdam is er vanuit de ambtenaren een werkgroep ondergrond ontstaan, vertelde Marco Scheffers, data-adviseur ondergrond en geo-informatie bij de Gemeente Amsterdam. Volgens hen moest er meer gedaan worden aan de ondergrond in Amsterdam, de huidige kwaliteit van informatie over de ondergrond is onvoldoende om de huidige en toekomstige verdeling van ruimte inzichtelijk te maken. Daarom is er besloten te gaan werken met regie op de ondergrond.  
 
De eerste stap is het vormen van het Datafundament ondergrond, een digitale basis binnen de Amsterdamse Digital Twin. Het bestaat uit relevante ondergrondgegevens van systemen en fenomenen die vitaal zijn voor de stad, denk hierbij aan kabels, leidingen, historische assets, funderingen van gebouwen en fysische eigenschappen van de bodem. Uiteindelijk is het plan om ook 3D informatie te verschaffen en te bouwen aan een Digital Twin van de ondergrond.  
Er wordt nu gebouwd aan data over de ondergrond op het platform data.amsterdam.nl. Niet alle data over de ondergrond is openbaar, de KLIC data (Kabels en Leidingen Informatie Centrum) is alleen toegankelijk voor bevoegden. De Digital Twin van Amsterdam is te zien op 3d.amsterdam.nl.

Een dynamische ondergrond zonder z-coördinaat - Vincent van Mierlo

De laatste spreker was Vincent van Mierlo, strategisch adviseur bij Eurofiber Nederland. Eurofiber is gespecialiseerd in het aanleggen van glasvezelaansluitingen, ze werken dus met vitale infrastructuur. Dit betekent dat als deze processen uitvallen of verstoord worden, er snelle reparaties vereist zijn. Dit leidt met hun 60.000 kilometer aan glasvezelkabel tot 500 handelingen per week.
 
Bij 3D visualisaties van de bovengrond wordt het meteen duidelijk of de data klopt, maar bij 3D visualisaties van de ondergrond kun je niet makkelijk zien of de data correct is. Dit kan een risico op schade aan netwerken veroorzaken omdat er wordt uitgegaan van theoretische data. De leggegevens zijn niet per se hetzelfde zijn als de liggegevens (en dat die termen maar één letter van elkaar verschillen leidt ook tot verwarring). De ondergrond blijft dynamisch waardoor ook kabels en leidingen in de werkelijkheid anders gepositioneerd kunnen zijn dan verwacht. In principe liggen glasvezelkabels op 60 cm diepte maar dat is lang niet altijd het geval. Daarom zou 3D visualisaties kunnen helpen met het verschaffen van niet alleen de X en Y coördinaten, maar ook de Z-coördinaten (diepte).  
 
Volgens Vincent is het belangrijk om een geharmoniseerde werkwijze van 3D inmeten in te stellen die op landelijk niveau wordt vastgelegd. Daarnaast moet er eenzelfde taal/jargon worden gekozen. Want als we niet dezelfde taal spreken, dan wordt het onmogelijk om samen te werken.
 
We willen graag onze sprekers bedanken voor de interessante presentaties en het publiek voor de waardevolle discussie. De dilemma’s in de ondergrond brengen een hoop vragen met zich mee waar we graag met het Amsterdam Smart City netwerk aan verder werken.

Vervolg: We gaan door met het vraagstuk: Hoe kijken we onder de grond zonder te graven? Waarbij we met partijen die de grond in moeten, en partijen met slimme technologische oplossingen bespreken wat er allemaal mogelijk is om te kijken onder de grond zonder te graven. Heb je ook te maken met de vraagstuk, of kun je helpen met het vinden van een oplossing? Neem dan contact op met noor@amsterdamsmartcity.com.

Data Dilemmas: Looking Below Ground and Collaborating Above

We may not see it, but the underground is filled with assets and is constantly in motion. It contains electricity cables, gas pipelines, sewage systems, district heating, fibre optics, and much more, all requiring regular maintenance, removal, or expansion. The ambitions of the Netherlands for the energy transition, fast data traffic, mobility solutions, circular economy, and climate adaptation only add more pressure to the already limited underground space. Having a clear understanding of what lies beneath the ground and fostering effective collaboration among the various stakeholders involved in underground activities is essential.

During Data Dilemma's, we explore the possibilities for using data and new technologies to address urban and societal challenges, with a focus on responsible digitalization. The goal is to use data to make cities more safe, clean and accessible.

In this edition of Data Dilemmas, we discussed the dilemma of the underground: How to ensure that underground data matches reality and how the parties involved in underground activities can collaborate more effectively. The speakers for this event were Ceciel Kempers (Alliander), Marco Scheffers (City of Amsterdam), and Vincent van Mierlo (Eurofiber Netherlands), each sharing their tools and dilemmas when working beneath the ground.

The Scan the Trench Project - Ceciel Kempers

Ceciel Kempers, a business developer at Alliander, shared insights into their "Scan the Trench" project, where they create a 3D scan of open work trenches to make the exact locations of all assets visible. Alliander's current approach to make a work sketch of the situation is causing significant problems. The asset registration process takes 550 days at present, resulting in outdated data about what's underground, which can lead to excavation damage, hazardous situations, and significant hours spent searching for assets.

According to Ceciel, the outdoor situation should be the guiding force through a 3D scan, a "Scan the Trench," where a scan is created of the open trench in the ground. This can be done with a tablet or smartphone and will be available to anyone who needs to work in the underground. If the ground ever needs to be reopened, the 3D scan can precisely show the location of the assets, reducing disputes with contractors over completed work and rejected location registrations in the short term. In the long term, it will also accelerate asset registration and enhance the quality of location data, reducing excavation damage and dangerous situations.

Another significant advantage of 3D data is the ability to measure distances accurately using pixel distances. Additionally, a map layer depicting underground cables and pipelines can be overlaid on reality through geo-referencing.

The vision for the future of the Scan the Trench project is to create a national 3D database of the underground situation: the "Understreetview" of the Netherlands.

Bringing Data Together in the Digital Twin of the Underground - Marco Scheffers

At the municipality of Amsterdam, a group dedicated to the underground was formed by civil servants, as explained by Marco Scheffers, a data advisor specializing in the underground and geoinformation at the City of Amsterdam. They believe that more attention should be given to the underground in Amsterdam, as the current quality of information about the underground is insufficient to make the current and future spatial distribution transparent. Therefore, a decision was made to work on managing the underground.

The first step involves establishing the Data Foundation for the underground, a digital base within Amsterdam's Digital Twin. It comprises relevant underground data from systems and phenomena vital to the city, such as cables, pipelines, historical assets, building foundations, and soil properties. The ultimate plan is to provide 3D information and build a Digital Twin of the underground. Data about the underground is currently being developed on the platform data.amsterdam.nl. Not all underground data is publicly accessible; the KLIC data (Cables and Pipelines Information Center) is only accessible to authorized personnel. The Digital Twin of Amsterdam can be viewed at 3d.amsterdam.nl.

A Dynamic Underground without Z-Coordinates - Vincent van Mierlo

The final speaker was Vincent van Mierlo, a strategic advisor at Eurofiber Netherlands. Eurofiber specializes in installing fiber optic connections, so they work with critical infrastructure. This means that when these processes fail or are disrupted, quick repairs are required, which results in around 500 actions per week with their network of 60,000 kilometres of fibre optic cables.
With 3D visualizations of the surface, it's immediately clear whether the data is accurate. However, with 3D visualizations of the underground, it's not easy to determine the correctness of the data. This can pose a risk of network damage because it relies on theoretical data. The laying data may not necessarily match the lying locations, and the similarity of the terms "laying" and "lying" also leads to confusion. The underground remains dynamic, and cables and pipelines can be positioned differently in reality than expected. In principle, fibre optic cables are supposed to be at a depth of 60 cm, but this is not always the case. Therefore, 3D visualizations could help provide not only X and Y coordinates but also Z-coordinates (depth).

According to Vincent, it is important to establish a harmonized approach to 3D mapping at a national level. Additionally, a common language/jargon should be adopted because if we don't speak the same language, collaboration becomes impossible.

We would like to thank our speakers for their informative presentations and the audience for their valuable discussions. The underground dilemmas bring forth numerous questions that we are eager to continue addressing with the Amsterdam Smart City network.

Next Steps: We will proceed with the question: How can we look beneath the ground without excavation? We will discuss with parties involved in underground activities and those with smart technological solutions to explore what is possible in investigating beneath the ground. If you are dealing with similar questions or can assist in finding a solution, please contact noor@amsterdamsmartcity.com.

Noor Veenhoven's picture #Energy
Christiaan Elings, Strategy & Collaboration for Sustainable Transitions at Royal Haskoning, posted

Hoe creëer je Levende Lerende Netwerken die impact hebben?

Featured image

Hoe maak je de stap van gezamenlijk leren, naar samen echt dingen doen? Er is al veel over gezegd en geschreven... Communities of practice, smeden van allianties, enz enz... Vaak blijft het dan een beetje hangen bij het organiseren van een toffe sessie, vast met veel energie. En daarna gaat iedereen - als het goed is met nieuwe ideeën en inspiratie - weer verder met waar 'ie al mee bezig was. Vaak is dat al genoeg, maar zeker in transities wil je eigenlijk een stapje verder komen.

Is eigenlijk al wel voldaan aan een aantal belangrijke condities om het netwerk levend te maken en te houden?

Reflecterend op onze eigen praktijk, ontdekten we een aantal kenmerken die belangrijk en beïnvloedbaar zijn bij het bouwen van impactvolle levende lerende netwerken. Amsterdam Smart City zelf is zo'n voorbeeld, waarin we voortdurend met elkaar op zoek zijn naar hoe we onze samenwerking van betekenis kunnen laten zijn voor de duurzame transities in onze regio. De Green Deal Circular Festivals, het MRA Platform Smart Mobility, Sail Amsterdam, en het Initiatief Bewust Bodemgebruik zijn enkele andere voorbeelden van levende lerende netwerken. Ook hier zagen we telkens dat de volgende kenmerken van belang zijn om verder te komen, en om de stap te maken van samen leren, naar samen doen:

(1) Wederzijdse afhankelijkheid tussen deelnemers
(2) Beweging door gedeelde energie
(3) Diversiteit daagt uit
(4) Persoonlijke ontwikkeling, empathie, ego overstijgend
(5) Veilige ruimte om te leren en ontwikkelen

Op basis van onze ervaringen in de praktijk, hebben we onze kijk op het ontstaan, de kenmerken en het begeleiden van Levende Lerende Netwerken opgeschreven in een whitepaper. Wil je meer weten, dan kun je die downloaden via onderstaande link (naar beneden scrollen naar de download knop van de Levende Lerende Netwerken Whitepaper).

Tijdens het PGM Open Congres op 26 september organiseren we hierover een workshop voor programmamanagers (https://lnkd.in/gcRPv4V8). En, je kunt me natuurlijk altijd een berichtje sturen als je meer wilt weten!

Christiaan Elings's picture #CircularCity
Jessica van der Plas, Program Officer Energy & Circular at Amsterdam InChange, posted

Demo Day #20 : Upscaling ATELIER Buiksloterham

Featured image

To mitigate climate changes and reduce CO2 emissions, the transition of the current energy system to a more sustainable and decentralized one is needed. In Amsterdam, the Buiksloterham demonstration project from ATELIER is paving the way for this transition. Buiksloterham is a Positive Energy District (PEDs) in practise, in which a local smart energy system and P2P trading governed by a citizen’s energy cooperation is implemented. The ambition of ATELIER/Amsterdam University of Applied Sciences is to research how to upscale and replicate this PED. For the Demo Day on the 16th of May, the Amsterdam University of Applied Sciences asked the Amsterdam Smart City network to discuss how we can learn from the Buiksloterham project to support replication and upscaling. Read through the most valuable outtakes from this session below.

What learnings to focus on?

Starting off, the participants pointed out that it would be most important to learn which choices have been made and why. Therefore, we need to keep track of these decisions and their outcomes. It was suggested to write down all the arguments for the choices made and create a matrix that shows what works or doesn’t work.

It would also be useful to make an impact assessment that shows how much CO2 and electricity is being saved a year. Another great source of information would be around collaboration, specifically with the network operator for example. How did the connection of the PED to the grid go and what learnings are to be gained from that collaboration wise?

Drivers for community involvement

Gathering the insights around community involvement would also be helpful. Danijela and Renée, from the Amsterdam University of Applied Sciences, explained how it has been difficult to get the community involved in the project. Based on the experience of the worksession participants, we concluded this is an issue in other local energy system projects as well. It would be great to investigate why this is the case and what the residents need/desire.

The participants suggest looking at the project from the (possible) resident’s point of view; Why would I want to live in a PED building? What’s in it for the residents?
There is a lot of focus on getting people on board with economic benefits, but is that actually what people want? This could also be connected to comprehensive wellbeing. What else can people benefit from by living in a PED and/or being involved in the community?

Local CO2 reduction vs national grid relief

The issue of getting people on board by promising lower energy costs brings up another question; Is this way of trading energy beneficial for the energy grid capacity? How would it work if we would all start trading energy?

A battery can be very useful for an energy community, for example. But batteries can actually put more load on the energy grid than needed and are therefore not always desirable when you look at it from the municipalities point of view. Local solutions for CO2 reduction and/or economic benefit could burden the national grid.

It is important to keep this in mind when creating the targets for a local energy system. In order to scale up the ATELIER project, it is therefore key to not only maximise economic value but also include other values. If the main focus is on creating economic benefit in order the gain the interest of the community, it is important to keep the effects on the national grid in mind.

New energy law

Finalizing the discussion, we shortly discussed the new energy law. This law says that you cannot own your own grid. Only the network operator can be the owner at the moment. This creates less flexibility and possibility since these network operators are obliged to provide a high certainty for the availability of electricity. The group suggested that the learnings from ATELIER might be helpful in influencing the change of this energy law. This would create more grid connection flexibility which would contribute to upscaling.

The discussion and collaboration around local energy systems and energy communities will be continued in the Amsterdam Smart City “Local energy systems” challenge. This article is written by Jessica van der Plas, former Programme Manager Energy & Circularity at Amsterdam Smart City.

From mid-june 2023, Noor Veenhoven joined the team as our new Programme Manager Energy & Circular. Want to know more about the local energy systems challenge? Reach out to Noor via noor@amsterdamsmartcity.com or leave a comment below!

Jessica van der Plas's picture #Energy
Herman van den Bosch, professor in management development , posted

Upcoming disaster

Featured image

Everyone should read the latest IPCC report. Current global policies are heading for a global warming of 3.2% in 2100. Although we have to continue emphasizing the necessity of radical policy change, at the same time, we must do more to mitigate the consequences of this increase in temperature.
I have made a short summary of the report (in Dutch), to be downloaded below

Herman van den Bosch's picture #Energy
Jessica van der Plas, Program Officer Energy & Circular at Amsterdam InChange, posted

Demoday #19 - Impact Story 15%GasTerug

Featured image

We had the pleasure of diving into the impact story of 15%GasTerug during the Amsterdam Smart City Demodag on the 23rd of March. This action network has been working hard to achieve the goal of 15% gas usage reduction since the war in Ukraine broke out. They reached this goal in January this year and would now like to make their impact more visible to the public.

Therefore Laetitia Stuijt from Amsterdam Economic Board and Sylvester van der Horst from the City of Amsterdam initiated this workshop, supported by Remco Marinus from Havaz Lemz as moderator. Together with the Amsterdam Smart City network we dove into the following sub questions:

  • What kind of impact does 15% gas reduction entail?
  • How do you present this impact to the public?
  • How do you maintain and continue this impact?

To start off, Remco showed the group an example of how Diabetesfonds presented the impact of their sugar reduction campaign as a comparison and inspiration. We were shown different headlines and a campaign video. Properly inspired, the group continued the workshop by brainstorming about possible newspaper headlines on 15%GasTerug. It was interesting to see and learn how these headlines could have different scopes; focussing on the financial/economic aspect, sustainability or the social/human behaviour aspect.

A selection from the headlines:

  • “The thermostat also stays below 19 this winter!”
  • “Henk doesn’t have to shut down greenhouse due to smart energy savings!”
  • “15% less means 150% profit”
  • “Energy usage continues to decrease”

As an interesting reflection, Bas Ruis from FIXbrigade brought up how the unwanted shut off of gas at certain households might have contributed to the reduction. Remco proposed that that could also be an angle for a news article. 15%GasTerug could connect their impact story to reasons such as this one for the continuation of their work; using the “human interest” scope.

After a short discussion the group was challenged to list the different components of the accompanying press release and the necessary impact data to support this. This showed us what kind of data is necessary and available and how you transform this into a newsworthy piece. Remco mentioned that it would be ideal to have a dashboard with the impact data supporting the press release.

As the final part of the workshop we flipped our perspective and were asked to think of possible critique we could receive on the news articles. The group came up with reactions such as “What a leftish nonsense! My energy bill is 400 euro a month and there is a lot of draught in my home, but I can’t do anything about it. Thanks housing cooperation.” Following, we had to think of appropriate replies.

This final exercise really made us think about the missing pieces in the press releases and our approach. Remco showed us how by criticizing yourself you can call out the “shadow” of your work. By thinking of a possible reply on this critique you can look at what you do from another perspective and improve your work. This exercise might make you realise that the initial headlines and press releases you thought of, actually won’t work and lead you back to step 1.

Walking through the steps above is useful if you’re stuck or if you’re going into multiple directions while working on something. The approach of this workshop helped to bring focus into the impact and results of 15%GasTerug. Laetitia and Sylvester will present the outcome of this workshop to the action network group. Together with Green Business Club, MRA, Duurzaamheidsraad and Platform 02025 – the other parties taking part in the action network – they will work out the continuation of 15%GasTerug and the presentation of the impact and keep us updated through the platform!

Jessica van der Plas's picture #Energy
Jacqueline Verheugen, Community Manager , posted

FIXbrigade: denk met ons mee

Featured image

Energiearmoede is een sterk groeiend maatschappelijk probleem. Het verminderen van energieverbruik is essentieel. Veel bewoners kunnen zelf geen energiebesparende maatregelen installeren. De FIXbrigade heeft essentiële ervaring opgebouwd met het effectief bereiken van deze kwetsbare doelgroep en met het installeren van meer dan vijftig kleine energiebespaarmaatregelen. De FIXbrigade voert kleine bespaarmaatregelen uit bij bewoners die in energiearmoede leven. Daarnaast is het ook een leerwerktraject voor iedereen die Fixer wil worden.

Op dit moment is de FIXbrigade werkzaam in Amsterdam Nieuw West, Oost en Noord. We willen onderzoeken of het mogelijk is dit naar stadsdeel centrum uit te breiden. Nieuwsgierig en wil je meedenken? Mail dan naar sophie@marineterrein.nl

#Energy
Romy Dekker, Researcher/Project manager , posted

Energietransitie vereist betere afspraken over data

Featured image

Digitale technologie en data zijn essentieel voor de energietransitie. In de energietransitie geldt: geen stroom zonder data. Digitale innovaties bieden uitkomst om vraag en aanbod van elektriciteit in balans te houden, binnen de beschikbare netcapaciteit. Zelf leveren ze ook een stroom van data op.

Tegenover de kansen die digitale technologie en data bieden voor de energietransitie, staan zorgen over bijvoorbeeld de zeggenschap van burgers over hun gegevens, de cyberveiligheid van de energievoorziening en de verdeling van lusten en lasten van een datagedreven energiemarkt.

In het rapport Stroom van data. Energiedata benutten voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie onderzoekt het Rathenau Instituut hoe data gebruikt kunnen worden voor een duurzame energievoorziening. Het rapport bevat een analyse van de concept-Energiewet en de afspraken voor data-uitwisseling die sectorpartijen zelf al maken. Vier case studies illustreren welke kwesties opspelen bij het gebruik van data voor de stroomvoorziening. De cases gaan over burgers die zich verenigen om lokaal energie op te wekken en te gebruiken, een virtuele energiecentrale, een platform voor balanshandhaving op het elektriciteitsnet en een platform om overbelasting op het net te voorkomen.

Romy Dekker's picture #Energy
Cato Bechtold, Advisor for public values at Hiemstra & de Vries, posted

Terugkijken SES community digitale sessie congestiemanagement 2.0 en financieringsregeling

Op dinsdag 5 juli, organiseerde de werkgroep slimme energie systemen (SES) van de Provincie Noord-Holland, TenneT en Liander een digitale sessie voor de SES community. Hierin vertelde Liander over congestiemanagement 2.0 en gaf de Provincie inzicht in de aankomende subsidieregeling voor SES projecten.
Updates ontvangen van en/of meedoen aan de community? Mail naar cato.bechtold@hiemstraendevries.nl

Cato Bechtold's picture #Energy