Jochem Kootstra

Activity

  • 47
    Updates
  • 5
    Thumbs up
  • 3
    Comments
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Datacentra-restwarmte voor de buren

Featured image

De eindresultaten van twee jaar onderzoek naar het gebruik van datacentra-restwarmte in een collectief warmte- en koudenet in mixed-use gebied Amstel III.

Een transformatie van bedrijventerrein naar woon-werkgebied met recreatieve functies, Amstel III in Amsterdam Zuidoost is een gebied volop in beweging. En met een extra opgave: de gebouwen moeten voor hun verwarming op den duur volledig van het gas af. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) onderzocht binnen project RiRa: Amstel III de technische mogelijkheden voor gebruik van restwarmte van datacentra als duurzaam alternatief. ‘Maar andere factoren zoals samenwerking en economische levensvatbaarheid zijn net zo belangrijk om verduurzaming in transitiegebieden te laten slagen’, aldus projectmanager Felia Boerwinkel. Na ruim twee jaar onderzoek presenteert zij de eindresultaten.

Een terrein dat een metamorfose ondergaat zoals Amstel III lijkt een uitgelezen kans om op gebiedsniveau te verduurzamen en CO2-uitstoot te verlagen. Maar zulke transitiegebieden moeten niet verward worden met nieuwbouw, vertelt Boerwinkel. ‘Bij nieuwbouw begin je als het ware met een schone lei, in een transitiegebied heb je te maken met al bestaande vastgoedeigenaren, huurders, nutsbedrijven en exploitanten van energienetwerken die je moet betrekken bij ontwikkelingen en beslissingen. Verduurzamen is geen lineair technisch proces, maar een complexe knoop van belangen met constant schuivende panelen. Een gebied in transitie vraagt om een aanpak die voortdurend kan en zelfs moet veranderen.’

Dynamisch en duurzaam transformeren

De HvA ging in gesprek met de stakeholders in Amstel III om de behoeften en wensen per stakeholder in kaart te brengen en te kijken waar partijen elkaar kunnen vinden. Met als doel: een methode voor het realiseren van een collectief warmte- en koudenet. De HvA ontwikkelde samen met partners Equinix, Huygen, Greenvis, Villa Ville en Escoplan een gedragen aanpak om restwarmte van de datacentra van Equinix te benutten bij verwarming van gebouwen in Amstel III. Een methode die aardgas als energiebron verleden tijd maakt.

De techniek | Lage temperatuurwarmte van datacentra

Een datacenter kan lage temperatuurwarmte leveren aan een groot aantal gebouwen. Het temperatuurniveau is met rond de 30c een goede brontemperatuur voor een warmtepomp die de warmte heel efficiënt opwaardeert naar 40c. Hiermee kunnen goed geïsoleerde gebouwen van warmte worden voorzien. Voor warm tapwater naar woningen zal de temperatuur nog wat hoger worden gemaakt. In combinatie met warmte- en koudeopslag in de bodem kan daarnaast ook koeling worden geleverd. Dat is nodig en wordt steeds vaker gebruikt in woningen, vanwege de inmiddels veel voorkomende hittegolven door klimaatverandering.

Extra voordeel: het warmtenet koppelt gebouwen aan elkaar, waardoor je de behoeften van het ene gebouw en het andere kan balanceren. Dan is een gebouw niet alleen afnemer van warmte, maar met zijn restproduct ook leverancier van koude. Tevens kan je pieken afvlakken, omdat niet elke gebruiker op hetzelfde moment op de dag tapwater nodig heeft. ‘Dat noemen we een smart grid, en moet je technisch en contractueel heel goed zien te regelen, zegt Renée Heller, lector Energie en innovatie aan de HvA. ‘Denk aan energy management systems, het ICT-systeem dat de energiestromen meet en regelt, zodat alle gebouwen de juiste warmte en koude krijgen.’

De techniek laten slagen in Amstel III vraagt om enige flexibiliteit, vertelt Boerwinkel. ‘Eerst zouden gebouwen gerenoveerd worden, daarna werd toch gekozen voor grootschalige transformatie met sloop-nieuwbouw. Dat veranderde een deel van de focus in het onderzoek, dat zich in eerste aanzet grotendeels op maatregelen voor retrofit zou richten. En niet alleen het gebied blijft zich continu ontwikkelen, hetzelfde geldt voor de belangen van stakeholders en externe randvoorwaarden zoals wet- en regelgeving.’

Toch is een gedragen aanpak mogelijk wanneer je beslissingsprocessen gedurende de gebiedsontwikkeling kan vergemakkelijken voor alle belanghebbenden. Zo heeft het team tools ontworpen die helpen bij de keuze voor technische oplossingen, organisatorische ontwerpkeuzes en passende businessmodellen in het kader van lokale collectieve verduurzaming. Boerwinkel: ‘De tools zijn te gebruiken in vergelijkbare transitiegebieden die collectieve oplossingen met lokale bronnen willen realiseren. De RiRa-aanpak is uiteraard niet één op één vertaalbaar naar andere projecten, maar de tools maken complexe processen wel navigeerbaar.’

Eindpublicatie

De inzichten en aanbevelingen van het project zijn gedeeld in de eindpublicatie RiRa – benutten datacenter restwarmte: casus Amstel III. De projectoutput is gericht aan potentiële initiatiefnemers in een collectief warmtesysteem: gemeenten, vastgoedeigenaren, projectontwikkelaars, netbeheerders, warmteleveranciers, adviseurs en coöperaties. Belangrijk is om met de stakeholders in gesprek te blijven gaan wanneer een gebied in ontwikkeling is, sluit Boerwinkel af. ‘Als iedereen op eigen houtje gaat verduurzamen, gaan we onze klimaatdoelstellingen niet halen; zo benutten we niet alle duurzame bronnen. Collectief kan je veel meer bereiken.’

Eindpublicatie:

RiRa – benutten datacenter restwarmte: casus Amstel III

Tools:

Afwegingskader
Afstemming warmtenet en vastgoed
Organisatie ontwerp bij open warmtenetten

Transitiethema Energy Transition

Project RiRa Amstel III is onderdeel van transitiethema Energy Transition van Centre of Expertise Urban Technology. Van slim laden tot duurzame opwekking van energie, databeheer en het opleiden van de ‘21st century engineer’, onderzoek binnen dit thema betreft het ontwerpen van technische interventies, met oog op organsiatorische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen en impact. Het is één van de vier onderzoeksthema’s van Centre of Expertise Urban Technology.

Jochem Kootstra's picture #Energy
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Dagboekstudie: hoe wil jij thuis je afval kwijt?

Featured image

In steden zonder kliko’s of afvalinzamelingspunten in de buurt is afval scheiden niet voor iedereen makkelijk te noemen. En in een klein appartement op vier hoog heb je nauwelijks plek voor alle benodigde prullenbakken. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) doet met BASSTA onderzoek naar betere afvalscheiding door huishoudens in de stad.

Met deze studie kunnen we achterhalen hoe stedelijke huishoudens hun afval scheiden, waar het nog niet zo goed gaat en hoe we dit kunnen verbeteren met gedragsinterventies. Met een duidelijke uitleg hoe en waarom deze interventies werken, is het streven dat zoveel mogelijk Nederlandse stedelijke gemeenten hiermee aan de slag gaan. Met ongeveer 8 miljard kilo huishoudelijk afval per jaar in Nederland zorgt elk percentage betere scheiding voor enorme resultaten.

Dagboekstudie: Hoe goed scheid jij thuis je afval?

In een doe-boek worden de resultaten bijgehouden van leuke, korte opdrachten die iets zeggen over afvalgedrag. Hierin wordt ook aangegeven wat (on)prettig of (on)handig is rondom de afvalinzameling bij jou thuis. Dat is nuttige informatie voor de gemeente en afvalinzamelaar, die kunnen daarmee hun werk verbeteren.

Een vereiste is wel dat je op een plek woont waar je geen eigen kliko’s hebt, maar waar je wel afval kan scheiden door gebruik te maken van gezamenlijke voorzieningen zoals ondergrondse containers.

Zin gekregen om mee te doen?

Geef je op en krijg eind mei het doe-boek thuisbezorgd. De onderzoekers zullen dan ook nog iets meer uitleg geven. Je mag zelf kiezen op welk moment je de opdrachten doet. Na een week komen de onderzoekers het doe-boek gewoon weer ophalen. Heb je nog vragen? Mail projectleider Maarten Mulder of laat een berichtje achter in de comments.

Meld je aan voor de dagboekstudie

Jochem Kootstra's picture #CircularCity
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

The impact of COVID-19-lockdown on EV charging

Featured image

With the lockdown, traffic in the Netherlands largely came to a halt. Electric vehicles were no exception. What are the consequences for the use of public charging infrastructure? And how has the charging behaviour of electric drivers changed? Rick Wolbertus, researcher of the Future Charging project at the Hogeschool van Amsterdam (AUAS), about an initial analysis of the changed use of public charging points. 'Working from home not only makes a difference in traffic jams, it especially had a positive impact on peak loads on the electricity grid.'

Elektrisch laden
Image: Ralph Hutter / Unsplash

After the lockdown on March 12 2020, there was a lot less driving. Of course, this also applies to electric vehicles. In the Netherlands, about 50% less car driving and that is also reflected in the number of kWh that is charged at public charging stations. It is striking that the use of fast chargers fell faster than the use of level 2 stations. Level 2 stations were used about half as much while the use of fast charging stations (in the city) became about 80% less. The reference date for these numbers is the 3rd of February (February 1st is a Saturday).

In the second figure, we compare shared cars with regular users. It is striking that shared cars keep pace with private use in the number of kWh charged. Although these cars are used by several people, there seems to be no additional fear of getting infected in shared cars.

The third figure also shows that slowly traffic levels are returning back to normal. In particular, the number of different users is slowly returning to the pre-corona level. At the end of May, there were only 20% fewer users than before the lockdown. For the total energy that is charged, so the number of kilometers driven, we see that this is falling slightly behind. Compared to mid-March, there is already 10% more loading at the end of April.

In terms of charging behavior, we also see a change, especially in the average time that a car is connected. For regular users, this average was around 10 hours, but in corona time it jumped to 15 hours, with some outliers on weekends. This was to be expected and is still relatively low compared to the decreased number of kilometers driven. In addition, the downward trend has started again. It is also positive that the connection time for shared cars is almost back to normal. It is clearly visible

It is also striking that the that time when EV drivers charge has changed since the lockdown. Especially the peak in the evenings has become a lot less. At the same time, more is charged especially during the day. So EV drivers go for (electric) rides to the super or hardware store, but commuter traffic has decreased a lot. In addition, all traffic is spread out during rush hours. Even after the lockdown eased after May 11, this trend is still visible. The trend towards more working from home therefore also has a significant (positive) impact on energy demand, especially during peak hours. Working from home therefore saves both traffic jams and peak loads on the electricity grid.

In conclusion, we see that electric transport is hit as hard by the corona crisis as transport in general. It is striking that fast chargers are used less than regular charging stations. Fast charging often shows in previous research in addition to regular charging, to cover longer distances in one day. The sharp fall in the need for fast charging can indicate a significantly reduced daily driving distance for many drivers such as taxis. Cars will stay connected to the charging station longer than before, but less than might be expected. The trend towards charging behavior before the corona crisis seems to have started again.

More information?

Project page Future Charging
Centre of Expertise Urban Technology
Research on Energy Transition
Social: TwitterLinkedIn en Facebook

Jochem Kootstra's picture #Mobility
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Effectief groen voor klimaatadaptatie in de stad

De HvA start onderzoek naar concrete handvatten voor klimaatbestendig en verkoelend stedelijk groen

Een groene stad is niet automatisch een klimaatbestendige stad. Groen is wel de meest effectieve maatregel tegen hittestress en kan bijdragen aan waterbestendigheid. Mits de inrichting hierop is ontworpen. Samen met Wageningen University & Research (WUR) en ontwerpbureau Niek Roozen onderzoekt de Hogeschool van Amsterdam (HvA) hoe een groene straatinrichting het meest effectief is voor verkoeling in verschillende wijktypen.

Wijktypen groen

Een belangrijk praktisch aspect van het onderzoek is het waterverbruik van groen voor koeling, in samenhang met de opbouw van de bodem en de benodigde buffercapaciteit. Maar een duidelijk stappenplan hiervoor mist, stelt Jeroen Kluck, lector Water in en om de stad. ‘We krijgen vaak vragen over welk type groen het beste is tegen en bij klimaatverandering. Dit project helpt daar antwoord op te geven. Wij ontwikkelen concrete handvatten voor ontwerp, aanleg, inrichting en beheer van klimaatbestendig en verkoelend stedelijk groen.’

Vier wijktypen onder de loep

Voor verschillende soorten en ontwerpen van straatgroen onderzoeken wij enerzijds de verkoelende werking en anderzijds de kwetsbaarheid tegen verdroging. Daarbij richten we ons op vier karakteristieke en veel voorkomende wijktypen: het stedelijk bouwblok, de bloemkoolwijk, de volkswijk en een verbindingsweg. Ieder type heeft specifieke fysieke kenmerken zoals bouwhoogte, breedte van de straat en vorm van groene inrichting, welke bepalend zijn voor de mogelijkheden en effectiviteit van een nieuwe groene inrichting. De inzichten verwerken we in praktijkrichtlijnen en sjablonen voor deze wijktypen. Daarnaast werken we aan een nieuwe bomentabel waarin klimaatbestendigheid van typen bomen is verwerkt.

'Als we steden klimaatbestendiger willen inrichten willen we ook weten welk type groen het beste bijdraagt en het beste bestand is tegen die klimaatveranderingen. Super om dit samen met de mensen met groene vingers te onderzoeken' — Jeroen Kluck, lector Water in en om de stad

Interdisciplinaire samenwerking

Het project is een samenwerking tussen de groene sector, ontwerpers, landschapsarchitecten, stadsklimatologen en beheerders van het stedelijk groen. Het project is een mooie aanvulling op het onderzoeksportfolio van het HvA-lectoraat Water in en om de stad en met name de onderzoeken naar het klimaatbestendig inrichten van de stad, het hittebestendig inrichten van de buitenruimte, hittemetingen in de stad en ook het gebruik van wijktypen als basis om klimaatrisico’s en maatregelen te structureren.

Meer informatie?

Houd de projectpagina van 'Effectief groen voor klimaatadaptatie in de stad' in de gaten voor alle ontwikkelingen.

Jochem Kootstra's picture #Citizens&Living
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Wat is jouw energielabel?

HvA-studenten Data Science voorspellen voor Vattenfall het energielabel voor gebouwen die dat nog niet hebben, om de energietransitie te versnellen.

Heeft jouw kantoorgebouw energielabel D? Dan is er werk aan de winkel. Om de klimaatdoelen uit het Parijsakkoord te halen en de opwarming van de aarde te beteugelen, moet de gebouwde omgeving versneld verduurzamen en vanaf 2023 minimaal energielabel C scoren. Een vernieuwd energielabel moet daarbij helpen. Maar wat als je dat nog niet hebt? HvA-studenten buigen zich voor partner Vattenfall tijdens een hackathon over de vraag: Kan voor gebouwen zonder energielabel een schatting voor een energielabel worden bepaald aan de hand van beschikbare data?

Hackathon

Na twee uur begaf de dataserver het al. Niet zo gek, er was haast en drukte: binnen een hackathon van een kleine week moesten de studenten van minor Data Science allemaal tegelijk de beschikbaar gestelde data over energieverbruik van Vattenfalls klanten analyseren. Met als doel: een zo accuraat mogelijk voorspelmodel voor de energielabels van gebouwen. Normaal ben je al weken lang bezig met datasets verkennen voordat je over kan gaan op opschonen, categoriseren, analyseren en voorspellen middels machine learning, stelt Rick Wolbertus, docent-onderzoeker Data Science van lectoraat Energie en innovatie. ‘Nu moesten ze dat in enkele dagen doen. Daarin zie je de kracht van een hackathon: binnen een bizar korte tijd krijg je verrassende uitkomsten; een groepje had een 84% accuraatscore in hun voorspelling voor energielabels, dat is echt knap.’

Energielabel bepalen

Van woningen tot fabriekshallen, het energielabel is een middel om de energie-efficiëntie van gebouwen te kwalificeren. Sinds begin dit jaar heeft het energielabel een metamorfose ondergaan, kent het andere kwalificeringseisen en is het bovendien verplicht geworden voor alle gebouwen. Met de nieuwe en vereenvoudigde bepalingsmethode (NTA 8800) wordt de energie-efficiëntie nu uitgedrukt in het energieverbruik per vierkante meter gebouwoppervlakte. Deze indicator is goed te vergelijken met werkelijk energieverbruik en moet beter inzicht geven in de energiezuinigheid van het gebouw. Daar kunnen maatregelen aan gekoppeld worden voor verduurzaming.

De hackathon voor energielabels is het eerste vraagstuk uit de praktijk voor studenten die voortkomt uit de tienjarige samenwerking tussen HvA Centre of Expertise Urban Technology en energieleverancier Vattenfall. De hackathon levert snel een frisse blik op, vertelt Tim Pellenkoft, data scientist bij Vattenfall. ‘De studenten, met verschillende achtergronden in onder andere journalistiek, technische bedrijfskunde en aviation, hebben andere denkbeelden die tot nieuwe inzichten leiden. Zo zagen zij patronen in bouwjaar, waar ik zelf nog niet op was gekomen. Oud bouwjaar? Vrijwel altijd een laag energielabel. Daar tegenover staan nieuwere gebouwen, die met een hoger label vaak beter zijn geïsoleerd.’

Het is aan de studenten om zulke variabelen, die invloed hebben op het energielabel, uit de data te halen. Daarin werden verrassende keuzes gemaakt, zag ook Wolbertus. ‘De data toonden enorme verschillen in verbruik tussen gebouwen van diverse industrieën. Industrieën die gigantische machines in hun gebouw gebruiken, die wil je scheiden van andere type bedrijven. Dus moet je categorieën maken en die in de voorspelling (middels machine learning-modellen) van elkaar scheiden. Zo voorkom je scheve analyses en kun je accurate verbanden leggen. Daar kwamen studenten zelf mee!’

Energielabel

Inzicht in verbeterpotentieel voor gebouwen

De uitkomsten uit de analyses en voorspellingen van de studenten kunnen bijdragen aan een model dat energieleveranciers, gebouwbeheerders, bouw- en installatiebedrijven inzicht geeft in het verbeterpotentieel van het energieverbruik van gebouwen. Want om de klimaatdoelen van het Parijsakkoord te halen, staat de (bestaande) gebouwde omgeving nog voor een aantal uitdagingen: significante energiebesparing, zelf zoveel mogelijk energie opwekken, energie verbruiken op de momenten dat het duurzaam wordt opgewekt en het realiseren van alternatieven voor aardgas als bron van verwarming. Heb je dat op orde? Dan mag je rekenen op een ‘perfecte’ energielabel-score A+++.

Voor veel gebouwen is het nog niet zo ver. Daarom zijn data en voorspelmodellen nuttig, aldus Pellenkoft. ‘Die bieden periodiek inzicht voor onze klanten, zodat zij kunnen sturen om vanaf 2023 het verplichte energielabel C voor kantoorgebouwen te realiseren.’ En de studenten? Vattenfall gaat met vier studenten tien weken lang voortbouwen op de inzichten uit de hackathon, om tot een eindproduct te komen zoals een verbeterd voorspelmodel. Pellenkoft: ‘Zo kunnen zij meer leren over data science-projecten in de praktijk, en stomen we studenten heel gericht klaar voor werk na de studie.’

Meer informatie?

Jochem Kootstra's picture #Energy
Jochem Kootstra, Lecturer at Amsterdam University of Applied Sciences, posted

Nooit te laat om te leren over het klimaat

‘We moeten en kunnen in Amsterdam meer ruimte geven aan klimaatadaptatie!’ Eerste Leertraject Klimaatadaptatie van Urban Technology met gemeente Amsterdam en Waternet is afgerond.

Van overstroomde straten tot dorre parken, klimaatverandering is steeds duidelijker zichtbaar in de stad. Hoe kunnen we onze steden daar tegen weren en klimaatadaptief (her)inrichten? Ruim 30 medewerkers van gemeente Amsterdam en Waternet namen deel aan het eerste Leertraject Klimaatadaptatie van lectoraat Water in en om de stad (HvA Centre of Expertise Urban Technology). ‘Veel geleerd over een integrale aanpak van maatregelen die voor meerdere klimaatthema’s tegelijk werken.’

Leertraject Klimaatadaptatie

Het Betondorp in Amsterdam maakt haar naam waar: veel steen, verharding en wateroverlast als gevolg wanneer er extreme buien plaatsvinden. Maar daar is sinds kort een klimaatadaptieve oplossing voor verzonnen: wadi’s. Regenwater stroomt naar deze verdiepte groene plekken om het op te vangen en langzaam in de bodem te laten infiltreren. Inmiddels heeft Betondorp diverse vegetaties die het stadsdeel een stuk groener maken.

Van steen naar groen

Betondorp is een voorbeeld waar de Nieuwezijds Voorburgwal vooralsnog jaloers op is. Deze grote straat, die loopt van Spuiplein tot Station Amsterdam Centraal, moet opnieuw ingericht worden, vertelt Lisette Klok, docent-onderzoeker van de HvA en Leertraject Klimaatadaptatie. ‘Het is een verharde omgeving met veel schaduw, waar we meer groen kunnen creëren om ruimte te geven aan klimaatadaptatie.’ Het is een van de vele praktijkcases die ruim 30 professionals van de gemeente Amsterdam onder de loep namen op de klimaatthema’s waar we door klimaatverandering vaker mee te maken krijgen; wateroverlast, hitte, droogte en waterveiligheid.

Brede insteek voor integrale aanpak

De thema’s van het leertraject helpen om kennis over klimaatverandering te verbreden, om tot een integrale aanpak te komen bij de gemeente en Waternet, vertelt Alice Driesen, deelnemer en mede-organisator van het leertraject (werkzaam bij afdeling Ruimte en Duurzaamheid). ‘Ik werk nu aan Amsterdam Rainproof , een programma gericht op het regenbestendig inrichten van de stad. Dus kennis over wateroverlast had ik wel. Maar de effecten van hitte en droogte in de stad, hoe dat in kaart te brengen en welke oplossingen, risico's en kosten er zijn? Dat was nieuw voor mij. Bij de gemeente willen we alle klimaatproblemen in een stadsgebied tegelijk kunnen aanpakken.’

Driesen onderzocht met haar leertrajectgroep de effecten van klimaatverandering op straatniveau in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam. Zij keken naar stresstestkaarten  om te achterhalen wat er precies speelt in het gebied, vertelt Driesen. ‘Is het gebied gevoelig voor hittestress, hoe is de bodemopbouw, hoe zijn de grondwaterstanden? We verbinden bestaande databronnen aan elkaar voor een completer beeld, zoals peilbuismetingen voor de grondwaterstanden om te achterhalen of er risico is op paalrot bij oude panden. Vervolgens koppelen we er concrete maatregelen aan. In onze diverse leertrajectgroep, van stedenbouwkundigen en ontwerpers van de openbare ruimte tot maaiveldwerkvoorbereiders en assetbeheerders, konden we elkaars expertises bundelen en tot integrale oplossingen komen.’

Klimaat Amsterdam
Voorbeeld probleem case Oostelijk Havengebied, Amsterdam

Klimaat Amsterdam Piethein
Voorbeeld oplossing case Oostelijk Havengebied, Amsterdam

Deltabeslissing ruimtelijke adaptatie zet druk

Van droogte tot wateroverlast, het speelt niet alleen in Amsterdam. De deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van de overheid stelt daarom dat heel Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk moeten er samen voor zorgen dat schade door hitte, wateroverlast, droogte en overstromingen zo min mogelijk toeneemt. Dat is een grote opgave, stelt Klok. ‘Klimaatadaptatie is voor velen een nieuw onderwerp en dus nog niet zo vanzelfsprekend. Dat geldt ook voor de professionals bij de gemeente en Waternet. De noodzaak is hoog. Het klimaatbestendig inrichten van steden moet normaal worden, en wij moedigen dat met ons Leertraject Klimaatadaptatie aan. Vanwege succes gaan we binnenkort een tweede traject starten!’

‘Nog een leuk feitje’, sluit Klok enthousiast af, ‘is dat de opzet van het leertraject bijna één op één is overgenomen uit onze minor Klimaatbestendige stad die veel studenten trekt, ook buiten de HvA. Dezelfde docenten geven nu ook ‘college’ aan de professionals van die meedoen aan het Leertraject Klimaatadaptatie. Het is natuurlijk nooit te laat om te leren over het klimaat!’

Meer informatie Leertraject Klimaatadaptatie

Het Leertraject Klimaatadaptatie van lectoraat Water in en om de stad van Centre of Expertise Urban Technology heeft tot doel het kennispeil op het gebied van klimaatadaptatie binnen de gemeentelijke organisatie te versterken en beter te borgen. Na vijf cursusdagen, online excursies, praktijksessies en groepswerk aan weekopdrachten voor een klimaatadaptief ontwerp van een projectgebied zijn de deelnemers op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten in de diverse klimaatadaptatiethema’s. En weten zij hoe ze met deze kennis de juiste maatregelen kunnen treffen in de openbare ruimte.

Jochem Kootstra's picture #Citizens&Living